in zijn divisie de dienst regelde (het begrip districtslandmeter), door het verminderen van het aantal divisies tot vier, lag een decentralisatie van dit onderdeel voor de hand, waarbij werd gevreesd, dat de binding landmeter eigen district verloren zou gaan. Vóór 1938 hield een tijdelijke plaatsing aan een bureau dikwijls in, dat men daar zijn pensioen haalde, tegenwoordig ligt het verplaatsingsprobleem anders, woningnood ten spijt. Naar mijn mening zou een hoofd van een bureau in zijn taak te kort schieten, als hij geen gebruik maakte van de vertrouwenspositie van de landmeter als vraagbaak voor het publiek, met zijn ont wikkelde terreinskennis, om door de binding landmeter eigen rayon de dienst zo economisch mogelijk te doen uitvoeren. De beginnende geodeet, die met dit alles wordt geconfronteerd in het uitzonderlijke ambt van kadasterlandmeter met al zijn facetten, mag nooit uit het oog verliezen, dat ook het eenvoudig lijkend werk voor hem lonend is, om het toekomstig leidinggevend element beter tot zijn recht te kunnen laten komen. Van de kadaster landmeter wordt een grote soepelheid geëist om zich vertrouwd te maken met telkens andere methoden, die een volledige omschakeling vorderen, dikwijls gepaard gaande met diepgaande studie. Zijn er op een bureau wrijvingen, die mogelijk enige ontevreden heid kunnen opwekken, is er bijvoorbeeld sprake van een financiële aderlating (ik denk hierbij aan de 75% van de reis- en verblijfkosten in het verleden), dan nog valt dit alles weg bij het intense genot van de buitenwerkzaamheden, waar de landmeter, maar dan ook hij alleen, leiding geeft en uitvoert. De toekomst geeft objecten van allerlei aardZuiderzeewerken, Deltawerken, ruilverkavelingen, stedebouw en hoe beter men hiervoor is toegerust, des te soepeler zal uiteindelijk de dienst worden vervuld. Vanzelfsprekend houdt de stormachtige ontwikkeling van de ten dienste staande hulpmiddelen hiermede gelijke tred. Als U mij toestaat even een grote sprong terug te doen zou ikU willen laten horen wat de beide geadmitteerde landmeters Johan Sems en Jan Pietersz. Dou in het jaar 1620 over hun eenvoudige hulp middelen zeggen in hun boek: De Pradijck des landmetens. De volledige titel luidt: „Practijck des Landmetens, leerende alle rechte ende kromzijdige landen, bosschen, boomgaerden ende andere velden meten, soo wel met behulp des Quadrants als sonder het zelve. Mitsgaders alle landen deelen in ghelijcke ende onghelijcke deelen op verscheijden manieren, met eenighe nieuwe ghecalculeerde tafelen, daertoe dienende". Uit het voorwoord: Tot de verstandighe Lesers. 342 Yemant, gonstige Leser, mocht het biliyck vreemt duncken te wesen, waerom wy desen Boeck t'saemen gecomponeert, ende in 't licht gebracht hebben, aengesien dat seer selden van twee personen eenighe Boecken beschreven worden, ende principalijck die soo verde als wij van malkanderen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 44