352 Omstreeks 1940 stelde het Koninklijk Instituut van Ingenieurs de Centrale Taalcommissie voor de Techniek in, waarin behalve het Instituut vertegenwoordigd waren het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, de Koninklijke Akademie der Weten schappen, de Senaat van de Technische Hogeschool en die der Landbouwhogeschool, het Genootschap „Onze Taal de Octrooi- raad, de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging en de Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Nederland. Deze C.T.T. zou het organiserende centrum zijn, dat het werk der taalzuivering zou opdragen aan kleine werkcommissies voor verschillende onderdelen der techniek. Dit werden er meer dan 40! Het doel is: het bevorderen van het gebruik van goede Neder landse woorden voor technische begrippen, door onjuiste en ongave woorden te veroordelen en daarvoor in de plaats betere ingang te doen vinden, echter zonder in overdreven purisme te vervallen. De ervaring leerde, dat de leiding van de taalzuivering met bij de taalkundigen, maar bij de technici moet berusten, omdat alleen deze de betekenis der termen voldoende kunnen schatten. Taal kundige voorlichting is echter volstrekt noodzakelijk. De C. FT. was zo gelukkig van de aanvang af over de medewerking van Dr. H. E. Buiskool, verbonden aan de redactie van het woordenboek der Nederlandse Taal, te kunnen beschikken. Steeds meer bleek, hoe de taalzuivering in de techniek als een onderdeel van de normalisatie moet worden gezien. Toen dan ook in de oorlogsjaren de activiteit van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs moest worden gedoofd, lag het voor de hand, dat de C T.T. bij de Hoofdcommissie voor de Normalisatie werd ingelijfd. Bij haar publikaties volgde de C.T.T. de werkwijze van de nor malisatiecommissies, hierin bestaande, dat de woordenlijsten der werkcommissies, na de groepscommissies en de Technische Raad van de Hoofdcommissie voor de Normalisatie te zijn gepasseerd, in de vorm van ontwerpen („F-bladen") ter kritiek werden ge publiceerd. Na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn werden de ingekomen opmerkingen verwerkt en volgde de publi- katie van de definitieve normbladen. Deze woordenlijsten bevatten drie kolommen. In de eerste zijn de behandelde woorden opgenomen. De tweede geeft de aanbevolen woorden; daaruit blijkt, dat dikwijls de „verdachte" woorden dienen te worden gehandhaafd. De derde kolom bevat een, soms uitgebreide, taalkundige toelichting. In 1955 beschouwde de C.T.T. de eerste etappe van haar werk als voltooid. Er waren toen 45 normbladen verschenen, waarin ongeveer 12.000 woorden waren behandeld. Daarbij zijn, wat het vak van de geodetisch-ingenieur betreft, het normblad Foto- grammetrie en het, helaas waardeloze, normblaadje Geodesie, dat uit de beginperiode dateert. Toen de werkcommissie ad hoe het blad Fotogrammetrie had voltooid en reeds een begin had gemaakt

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1959 | | pagina 54