De kwaliteit van de spiegel is alleen dan van belang, wanneer
deze resulteert in een grotere lichtsterkte van de uittredende
bundel.
Behalve de mogelijkheid van lostrillen is een verder nadeel van
de schroeffitting, bij verticale stand, dat de stand van het fila
ment voor ieder gloeilampje verschillend is, waardoor de hoeveel
heid uittredend licht en de richting van de bundel wordt be-
invloed. Het vervangen van een gloeilampje brengt dus automa
tisch het opnieuw regelen van het vizier mee. Daar dit het best
bij donker op de toren zelf kan gebeuren, is dit nadeel niet gering.
De schijnwerpers, die niet van een vizierinrichting waren voor
zien, zijn nu uitgerust met een eenvoudig vizier met korrel en kim,
tegen ontregeling aan de onderkant bevestigd. Door sleufvormige
schroefgaatjes is een geringe bewegingsmogelijkheid, horizontaal
en verticaal, gelaten.
De richtnauwkeurigheid van dit type vizier is onderzocht met
behulp van het vizier van de theodoliet Wild T3, door het doen
van waarnemingsreeksen door enige personen, met aflezing van
de horizontale en verticale rand. Iedere nauwkeuriger constructie
bleek overbodig te zijn.
De metingen in het laboratorium van de Rijkskustverlichtings-
dienst te Scheveningen zijn als volgt uitgevoerd. Op een ronde
metalen tafel werd de te onderzoeken schijnwerper bevestigd.
Dit blad is draaibaar om een horizontale en een verticale as. De
bewegingen zijn in hoekmaat op verdelingen af te lezen. Hiermee
werd de spreiding, in twee loodrechte richtingen, bepaald. Op
een afstand van ca. 30 m werd een fotocel opgehangen ter hoogte
van de schijnwerper. De spectrale gevoeligheid van deze fotocel
komt overeen met die van ons oog. De fotocel was verbonden met
een galvanometer, die voor verschillende gevoeligheidsgraden
(aangegeven door genummerde standen van een knop) is geijkt.
Om reflectie tegen wanden, vloer en plafond uit te schakelen,
waren op ca. 3 m van de lichtbron zwarte gordijnen aangebracht.
Deze schermden het licht af, zowel aan weerskanten als aan boven-
en onderkant. De luxmeter (fotocel met galvanometer) gaf de ver
lichtingssterkte ter plaatse in lux. Vermenigvuldiging met het
kwadraat van de afstand in meters gaf de lichtsterkte van de
lichtbron in kaars (cd).
Ter vergelijking zijn eerst onderstaande metingen verricht.
De tussen haakjes geplaatste fabrieksopgaven geven dus een
nogal geflatteerd beeld. Dit is echter volkomen in afwijking met de
bevindingen aangaande andere typen Francis-lampen. Een enigs-
304
Francis M/13/47
Bosch L.S. 23851/1
lichtsterkte I in kaars 18 x io4 (79,5 X 104)
spreiding op j I max. 3,8° (2°)
27,5 X I0<
4.4°