*9
X,„ (ca. 30 m) de golflengte van de modulatie,
\d (ca. 9,5 tot xo,5 cm) de golflengte van de draaggolf,
r de verhouding van de amplitudines van gereflecteerde
tot directe golf (bij de afleiding van (18) is verondersteld
dat r 1),
AL het wegverschil van gereflecteerde en directe golf, en
7) de fasesprong die bij de reflectie optreedt.
Formule (18) zal, in meer algemene vorm, worden afgeleid in een
artikel van de schrijver in een volgend nummer van K. en L.
Hoewel de gegeven formule alleen geldt in het theoretische geval
van een directe golf met één reflectie, kan men de volgende con
clusies trekken:
1. De fout in de afstand tengevolge van één reflectie met r 0,5
kan niet groter zijn dan 0,5. 1,2 m (bij een grotere r zal
men de afstand meten volgens de gereflecteerde golven).
2. De invloed van zwakke reflecties is klein.
3. Als het wegverschil klein is vergeleken bij X,„ (30 meter) dan is
de invloed van de reflecties klein.
4. Als men de draaggolffrequentie varieert, dan is de
meetfout een cosinusfunctie van deze frequentie [SL con
stante X cos (2tt 4)]. Als men de frequentie, en dus
v
ook de golflengte \d, ca. 10% varieert, dan beschrijft de meetfout
minstens een hele periode mits AL 5? 10 dan verandert nl.
het argument van de cosinus minstens met 27t. Dus als AL
groter is dan ca. één meter dan krijgt men een volledige slingering
om het gemiddelde in een grafiekje volgens figuur 10 en kan
men dus het juiste gemiddelde in principe bepalen.
Tot op zekere hoogte is altijd aan de 3e of aan de 4e voorwaarde
voldaan. Toch blijven de fouten door reflecties vooral bij korte
afstanden dikwijls een beperking vormen van de nauwkeurigheid
of van de betrouwbaarheid. Juist bij korte afstanden heeft men
dikwijls te maken met vele reflecties, die ieder een klein wegverschil
AL geven, maar in een ongunstig geval juist samen kunnen werken
in ongunstige zin.
7. De energieoverdracht
De ruimte, waarbinnen de energie-overdracht tussen beide in
strumenten plaats vindt, wordt in hoofdzaak bepaald door de
volgende twee verschijnselen:
ie. De richtwerking van de parabolische antennes. Een antenne
met een parabolische reflector zendt de meeste energie uit (of ont
vangt de meeste energie) in de richting van de as. Buiten de as
neemt deze energie eerst langzaam en verder van de as steeds
47T