21
Rij formule (19) valt nog op te merken, dat deze overeenkomt
met de formule voor het theoretisch scheidend vermogen van een
kijker, waarbij D de diameter van het objectief en X de golflengte
van het licht voorstelt (zie [17] 82).
2e. Uit de theorie van de golfvoortplanting (zie bv. [17] 74)
volgt, dat verreweg de meeste energieoverdracht plaats vindt
binnen een langgerekte omwentelingsellipsoïde, waarvan de brand
punten gevormd worden door zender en ontvanger, en waarvan
de som van de voerstralen vanuit de brandpunten juist een halve
golflengte (hier 5 cm) groter is dan de afstand tussen de brand
punten (zie figuur 12).
Iedere dwarsdoorsnede van de ellipsoïde is een „werkzaam golf
front". Tussen beide instrumenten mag zich daarom wel een obsta
kel bevinden, indien dit niet het grootste deel van een werkzaam
golffront afsnijdt.
Daardoor is het bijvoorbeeld niet mogelijk om met de telluro-
meter te meten door een klein gat tussen de bomen, ook al zijn de
instrumenten onderling wel zichtbaar. Aan de andere kant levert
een klein object (bv. één boom) tussen de instrumenten dikwijls
geen bezwaar op voor de meting.
8. De nauwkeurigheid
Voor de waarschijnlijke fout van de tellurometer wordt door de
constructeurs opgegeven 5 cm L/300.000. Onze indruk is,
dat voor grote afstanden (bv. groter dan 10 km) deze nauwkeurig
heid meestal wel wordt bereikt, hoewel soms te grote afwijkingen
optreden. Bij veel ervaring zijn deze afwijkingen vermoedelijk
grotendeels te vermijden door verstandig kiezen van de opstellingen,
rekening houdend met mogelijke reflecties.
De onnauwkeurigheden zijn gedeeltelijk te wijten aan de onver
mijdelijke instrumentele instabiliteiten, gedeeltelijk aan terreins-
omstandigheden en meteorologische condities.
De luchtdruk en de luchttemperatuur hebben slechts weinig
invloed, de vochtigheid speelt echter een zeer belangrijke rol voor
de voortplantingssnelheid van radiogolven, zoals blijkt uit de for
mules van punt 5.
Een fout van i° C in de temperatuur van de lucht betekent een
afwijking van io~6.L, 2 mm kwik in de barometerstand geeft een
fout in L van o,8.io~6.Z..
Om de vochtigheid voldoende nauwkeurig te bepalen is het nodig
de natte en de droge thermometer zeer nauwkeurig af te lezen,
speciaal voor grote afstanden. Een fout van 0,1' C in de aflezing
van de natte, resp. de droge thermometer geeft een fout van resp.
o,8.iO"6.L en +0,4.10'6.L.
Indien men in verband met de correcties voor helling en zee
niveau de hoogtes barometrisch moet bepalen, dan kunnen deze
bepalingen ook de nauwkeurigheid begrenzen.