48
beïnvloedde, werd een scherm gegalvaniseerd kippegaas van ruim
to m lengte halverwege de te meten afstand verticaal opgesteld
onder een hoek van 45 niet de meetrichting; de bovenkant van het
gaas was, evenals de antennes der instrumenten, op ca. 1,40 111
boven begane grond (zie afb. 3) Dit voorwerp" in de meetweg
met een hoog specifiek geleidingsvermogen moet de onderste helft
van de bundelenergie praktisch zonder verlies reflecteren, in dit
geval dus van beide instrumenten af gezien naar opzij. Aangezien
reflecties optreden tegen voorwerpen met een grootte van ca. 1
golflengte of meer, werd voor de gebruikte draaggolven van ca.
10 cm, gaas met een maaswijdte van 1 inch genomen. Zowel bij
normale opstellingshoogte (dipool-antenne op ca. 1,40 111 b.b.g.)
als bij gebruik van verlengde statieven (antenne op 2,20 rn b.b.g.)
bleken de gaas-metingen geen enkele verbetering te geven, en met
of zonder gaas was het „Swing"-verloop vrijwel identiek. De uit
komsten vertoonden onderling een maximaal verschil van 4 cm
voor de 576 m afstanden, en het verschil met de ijkafstand bedroeg
gemiddeld eveneens 4- 4 cm. Een meting op de 288- en de 576 -pijler
met verlengde statieven (antenne 2,75 111 b.b.g.) (zie afb. 4) gaf
een onverwacht groot verschil van 9 cm met de ijkwaarde
(de excentrische meting op normale hoogte gaf 4- 6 cm). Bij het
weergeven van de aflezingen in de grafiek van het meetformulier
onmiddellijk na afloop van de meting (zie afb. 5) bleek in dit
laatste geval slechts een gedeeltelijke sinusoïdale „swing" te zijn
ontstaan, ondanks gebruik van de schaaldelen 4 t/m 19 van het
frequentiebereik. Door een aanvullende meting met de schaal
delen 1 t/m 4 kon het gemiddelde met 3 cm omlaag worden ge-