50
bracht, zodat overeenstemming ontstond met de resultaten op
normale opstellingshoogte. Toch dient een dergelijke meting, waarbij
een gemiddelde waarde („symmetrie-as") van de optredende
„swing niet verantwoord is aan te geven, als onbetrouwbaar te
worden aangemerkt.
Een meting op verhoogd statief tussen de boutjes van de pijlers
o en 576 gaf een verschil van 4 cm met de ijk waarde. Bij deze
laatste meting bevonden zich vier tussenpijlers in de meetlijn.
Teneinde een indruk te krijgen van de storende invloed hiervan
werd de halverwege gelegen 288-pijler met behulp van liet eerder
genoemde gaas afgeschermd in een V-vorm (van boven gezien)
en wel zodanig, dat geen gereflecteerde energie naar één der in
strumenten kon worden teruggestraald. Ook hierbij bleek het gaas-
effect nihil en vertoonden de aflezingen nog een spreiding van 38 cm.
Hoewel het probleem van de spreiding der individuele aflezingen
(„swing' dus op de Loenermark vooralsnog niet kan worden ver
klaard, blijkt uit bovengenoemde experimenten toch wel, dat
reflecties tegen terrein voorwerpen en het aardoppervlak hier geen
belangrijke rol in hebben gespeeld. De meetomstandigheden waren
ideaal, de instrumenten werkten naar behoren en de conclusie lijkt
dan ook gerechtvaardigd, dat de oorzaak van de optredende ver
schillen gezocht moet worden in instrumentele onzekerheden bij de
fase-bepaling. Aangezien het hier steeds gaat om enkele centimeters
negatieve correctie aan de gemeten afstanden zal de nulpunts-
correctie voor de gebruikte set van instrumenten misschien —2 of
3 cm zijn.
E. Experimentele metingen
Met de tellurometer werd in augustus 1958 een primaire zijde
van het R.D.-net nagemeten, nl. Berkheide-Monster met een
lengte van ongeveer 22,7 km. Over enkele uren verspreid werden
in totaal drie volledige metingen verricht (minimaal 14 aflezingen),
welke een maximaal verschil van 4 cm vertoonden. Na herleiding
tot een afstand in het stereografisch kaartvlak, bleek een gemiddeld
verschil van -f- 9 cm te bestaan met de uit coördinaten berekende
afstand.
Evenzo werd de niet-primaire afstand Monster-Delft (Geodesie-
gebouw) met een lengte van ongeveer 13,6 km gemeten. Het
verschil tussen de drie metingen bedroeg hier maximaal 14 cm,
waarbij torens en schoorstenen van de stad Delft zich in de bundel
bevonden. Na herleiding bleef een verschil van 12 cm over.
Door gebrek aan ervaring van de waarnemers zijn dit indertijd geen
ideale metingen geweest, voor de praktijk is de nauwkeurigheid van
minstens 1 op 100.000 echter een alleszins bevredigend resultaat.
In samenwerking met de Landmeetkundige afdeling van de
Directie van de Wieringermeer (Noordoostpolderwerken) zijn een
aantal experimenten en ook praktische metingen verricht in de