55 Om na te gaan wat de gevolgen zijn van de invoering van de raamkaart in de praktijk, heb ik er een samengesteld uit een her meting die bij B.L.W. Utrecht in bewerking is; de beschrijving is gefantaseerd. Als eenheid van plan is gedacht de km2, begrensd door de krn- getallen van de R.D. Op schaal i 2000 wordt dit een blad van 50 bij 50 cm; een marge is genomen van 5 cm, zodat de afmetingen van het tekenvlak 60 bij 60 cm zullen zijn. Voor de aanduiding van de bladen heb ik een dubbele nummering gekozen en wel in de eerste plaats een nummering gebaseerd op de R.D.-coördinaten. Voor deze nummering zijn de kwadranten, waarin ons land door de R.D. wordt verdeeld, resp. genoemd A, B, CenD; het nummer van een blad wordt dus bijv. A 19.32, 19 voor de A en 32 voor de Y in km. Door de invoering van de kwadranten worden negatieve nummers voorkomenhet nummer van het blad komt in de hoek met de laagste coördinatengetallen, dus het dichtst bij Amersfoort gelegen. Op de ruitlijnen komen dan de 100- of 200 m-getallen van o t/m 10, lopende van uit het bladnummer. Deze R.D.-getallen vormen tevens de aanduiding van de ruiten, waarbij, om een ruit 0 te voor komen, deze ruit wordt aangeduid met het hoogste getal dat aan weerszijden van deze ruit staat. Voor de schaal 1 1000 wordt iedere km2 in vier vierkanten verdeeld, a, b, c en d en wel a voor X 0-5 Y 0-5, b voor X 0-5 Y 5-10, c voor X 5-10 y 0-5 en d voor X 5-10 Y 5-10 (zie fig-) - Ken verdere indeling in kaarteerbladen schaal 1 5®®' eventueel schaal 1 250, kan volgens hetzelfde systeem volgen. Zo is het onderhavige kaartblad (zie fig.), schaal 1 1000, ge nummerd Ba 1920, het ligt dus in het tweede kwadrant en heeft de schaal 1 1000. 8 l9n 20

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 57