5 keurige aflezingen in de stand A. Nu wordt respectievelijk afgelezen A\ A A"R en A R. Dit wordt herhaald op een aantal verschil lende golflengtes (bv. 12), alle in de buurt van de 10 cm. Op deze manier worden verschillende fouten zo goed mogelijk geëlimineerd (zie punt 6). Na deze nauwkeurige aflezingen volgen weer de meteorologische waarnemingen en eventueel nog eens de grove aflezingen. Alle waarnemingen worden opgetekend bij het hoofdstation en gedeeltelijk tijdens de meting uitgerekend. 3. De werking aDe werking van een gewone radio ie. De zender (zie figuur 2) In de zender bevindt zich een generator, die hoogfrequente wisselspanningen opwekt en die meestal bestaat uit één of meer radiobuizen met „afgestemde kringen", welke laatste de frequentie bepalen van de afgegeven wisselspanning. Deze wisselspanning wordt afgegeven aan de zendantenne, die de spanning omzet in radiogolven. De zo opgewekte wisselspanning, de zg. draaggolf, wordt ge woonlijk eerst gemoduleerd met het eigenlijke over te brengen signaal; d.w.z. dit laatste signaal wordt op de draaggolf ingeprent. De draaggolf dient meestal alleen als transportmiddel voor de modulatie. De twee meest gebruikte wijzen van modulatie zijn de amplitude- en de frequentiemodulatie, waarbij respectievelijk de sterkte en de frequentie van de draaggolf in het ritme van het over te brengen signaal gevariëerd worden (zie figuur 3). Een draaggolf die amplitude-gemoduleerd is met een sinus- vormige modulatie, kan men voorstellen door: E e 1 m sin pt a) cos (u>t cp) (1) Hierin is e de gemiddelde amplitude, m de (constante) zg. modulatiediepte, p de cirkelfrequentie van de modulatie (=27t maal de frequentie van de modulatie), t de tijd, co de cirkelfrequentie van de draaggolf (co ^>p), en a en 9 constante fasehoeken. \l/ antenne modulator oscillator Fig. 2. Een radiozender.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 7