84
Ir. B. G. K. KRIJGER,
Nauwkeurigheid van driehoeksnetten en
snelliuspunten
Als twee mensen hetzelfde zeggen, dan is dat nog niet hetzelfde.
Als twee mensen over nauwkeurigheid spreken, dan bestaat toch
de mogelijkheid, dat zij niet hetzelfde bedoelen. Het begrip nauw
keurigheid kan immers op meer dan één wijze gedefinieerd en ge
hanteerd worden. Een veel voorkomend gebruik van het begrip
nauwkeurigheid is wel dat, waarbij men zich in het geheel niet om
de definitie bekommert. Zo zegt men bijv. wel dat het kaarttekenen
kan geschieden met een nauwkeurigheid van 0,1 mm. Daarbij laat
men dan volkomen in het midden of men een maximale afwijking,
een standaardafwijking, of wat voor afwijking dan ook, bedoelt.
Het valt niet te ontkennen dat deze wijze van spreken in vele
gevallen voldoende scherp is. Vaak gaat het er immers slechts om
de orde van grootte van de afwijking globaal aan te geven. Men
zal mij echter moeten toegeven, dat wij ons onderwerp niet op deze,
toch altijd min of meer vage, wijze te lijf kunnen gaan. Wij zullen
dan ook de nauwkeurigheid van een grootheid uitdrukken in een
bepaalde maat, nl. de standaardafwijking (s.a.). Wij geven geen
strenge definitie maar volstaan met op te merken dat de standaard
afwijking bij de normaal verdeelde grootheid x gelijk is aan de
afstand van het buigpunt van de kromme tot haar midwaarde
x (zie fig. 1).
Intussen moet men voorzichtig zijn met het hanteren van het
begrip s.a. Het maakt immers principieel een groot verschil of men
van een waarnemingsgrootheid de s.a. zelf, of een schatting van de
s.a. kent. Vooral indien de schatting uit slechts een klein aantal
overtallige waarnemingen wordt berekend, mag men haar zeker
niet zonder meer aan de s.a. zelf gelijk stellen. Op deze kwestie
wetenschappelijk ambtenaar ie klas aan de Technische Hogeschool te Delft:
Voordracht ter gelegenheid van de hogeschooldag op 8 januari i960.
X
Fig. 1