89 herhalen, toch zullen zelden of nooit de resultaten der berekeningen geacht worden op te wegen tegen de moeite en de kosten, die men er aan moet spenderen. In dit verband is het nuttig nog even te wijzen op het belang van het onderzoek naar de nauwkeurigheid van hoeken en lengtever houdingen. Deze zijn immers invariant tegen draaiing en ver groting, zodat hun nauwkeurigheid eenduidig berekend kan worden zonder toepassing der theoretische gelijkvormigheidsaansluiting. Een algemene toepassing van onze beschouwingen is dus zonder meer niet mogelijk. Wij zullen dus ons model moeten vereen voudigen, en wel in zo sterke mate, dat het in de praktijk is te hanteren. In de eerste plaats zullen wij onze matrix voor hoofd- en kruis- varianties van de coördinaten moeten vervangen door een handiger matrix. Dit vervangen dient met een zekere voorzichtigheid te geschieden, want anders zijn de gevolgen in letterlijke zin niet meer te overzien. M.a.w. een onvoorzichtig uitgevoerde vervanging kan tot gevolg hebben, dat de uiteindelijk berekende varianties weinig of geen betekenis meer hebben. Daarom is bij de H.T.W.- opzet een diagonaalmatrix gekozen, waarbij de elementen van de hoofddiagonaal alle gelijk gekozen worden aan de grootste eigen waarde van de matrix van hoofd- en kruisvarianties. Deze keuze heeft twee voordelen. In de eerste plaats is het werken met de matrix zeer eenvoudig, vnl. door de kunstmatig tot stand gebrachte correlatievrijheid tussen de coördinaten. In de tweede plaats vinden we altijd te grote standaardafwijkingen, standaardellipsen enz., zodat wij bij de beoordeling altijd aan de veilige kant zitten. De praktijk heeft dan ook bewezen, dat veelal op grond van deze opzet vrij gemakkelijk een bevredigend resultaat kan worden verkregen. Toch dient men zich goed te realiseren, dat onze vervangings- matrix slechts een zeer ruwe benadering is. Zo noemde ik bijv. al de kunstmatig tot stand gebrachte correlatievrijheid. Deze kunst matige correlatie vrijheid heeft tot gevolg dat we elke combinatie van twee gegeven punten een relatieve standaardcirkel toekennen, waarvan de straal |'2 maal zo groot is als de straal van de absolute standaardcirkels. De werkelijkheid is echter, zoals uit verschillende onderzoekingen is gebleken, dat over het algemeen de relatieve standaardellipsen ongeveer dezelfde grootte hebben als de absolute, tengevolge van de positieve correlatie Vermoedelijk heeft de ruwheid van de gekozen benadering tot gevolg dat men in sommige, zo niet in vele gevallen, zijn eisen te hoog zal stellen. Hieruit trekke men nu niet de conclusie, dat men dus zijn eisen over de gehele linie wel wat lager kan stellen bijv. door van de stan daardellips, die men berekent, te eisen, dat haar lange as kleiner is dan 51^4 cm i.p.v. 31 4 cm. Men zou dan nl. nét wel eens een geval kunnen hebben, waarbij men, om het zo maar even te zeggen, met 3134 net aan de grens zit, en erbij 5134 ver over heen is.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 27