ü- 94 waarin QtJ de invloed van de schietloodafwijking op de verticale hoek van naar Pj is, zie fig. 2. Voeren we verder nog de N-Z en O-W componenten 1, en 4, van de schietloodafwijking in P, in, dan neemt (1) de volgende vorm aan sik Bj—Hi cos Yijli sin T!7-4t - l]~ - hi} p J p J - 2K cosz Ba J Hm\ (I+ R waarin: 1 R I' SV en hy 1 -jl) tg bi 2R cos2 (3,^ In (3) valt niet direct te zien, zoals bij (2), dat k niet als onbekende, tegelijk met Hi, en 4, bepaald zou kunnen worden. Men heeft dan ook wel gedacht dat het in principe mogelijk zou zijn uit een vereffening k tegelijk met de H's, £'s en 4's te berekenen, hoewel men inzag dat wanneer er in de §'s en 4's ook een regelmatige krom ming verscholen zat, deze niet uit de berekening gevonden zou kunnen worden. Welnu, het is gebleken dat de coëfficiënt van k ook hier lineair afhankelijk is van de coëfficiënten der overige onbekenden. Het *->11 (3) COS2 Fig. 2 I?ig. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 32