95 bewijs, dat betrekkelijk eenvoudig is, zal hier niet worden gegeven. Het gevolg van deze afhankelijkheid is dat we k niet uit een ver effening tegelijk met de onbekenden Hi, en f)i kunnen berekenen. We kunnen de gezochte onbekenden Ht~ en ''n echter wel in de waarnemingen en in k uitdrukken, waarbij we~dus een oplossing van het vraagstuk krijgen waarin k als parameter fungeert. Door op een of andere onafhankelijke wijze k te bepalen, bijvoorbeeld met behulp van meteorologische waarnemingen, kunnen we de oplossing bepaald maken. We kunnen dus de vereffening ook uit voeren met een willekeurig aangenomen waarde k0 van k. We krijgen dan een willekeurige oplossing (ft), (f(), De algemene oplossing is dan: Hi - (fft) Ui Ak \i (f) bi Ak jOi waarin de coëfficiënten at, bi en Ci gemakkelijk te berekenen blijken. We krijgen daardoor een helder inzicht in het effect van een ver andering van k op de onbekenden. Voor wat betreft de schietlood afwijkingen kan dit heel mooi grafisch voorgesteld worden, zie fig. 3. Als de schietloodafwijkingen als vectoren worden voorgesteld kan uit het stelsel behorend bij k0 het stelsel behorend bij k0 Ak geconstrueerd worden door bij elke vector een „refractievector" op te tellen die in lengte evenredig is met Ak en met de afstand van het beschouwde punt tot het nulpunt van het netde kentallen van de refractievector zijn evenredig met de zojuist genoemde bi resp. Ci, en de refractie vector wijst naar het nulpunt van het net wanneer Ak 0, in de tegenovergestelde richting wanneer Ak o Een merkwaardige consequentie is nog dat de aangenomen waar de k0 wel de uitkomsten (ft), (fT) en (Jij) van de vereffening be- invloedt, maar niet de correcties die aan de waarnemingen aange bracht moeten worden ten gevolge van de vereffening, en ook niet de schatting van de variantiefactor S2 Het feit dat de „middelbare fout van de gewichtseenheid" in overeenstemming is met de hoekmeetnauwkeurigheid bewijst dus niet dat k0 precies de juiste waarde van de refractiecoëfficiënt is, maar alleen dat de aanname van een constante refractiecoëfficiënt gerechtvaardigd is. In de praktijk zijn verschillende benaderingsmethoden voor de beschouwde schietloodafwijkingsvereffening gebruikt. Een ervan komt erop neer dat men alleen met wederzijdse waarnemingen werkt. Vergelijking (3) wordt dus opgeteld voor Hi Hj en voor H, Hi en beide verkregen vergelijkingen worden opgeteld, 0

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 33