96 waardoor de onbekende hoogten worden geëlimineerd. Men kan de methode ook rechtstreeks uit fig. i afleiden door de driehoeks- voorwaarde in A Pi Pj M op te stellen. Stel dat men een net van vier punten P0, Pv P2 en P3 heeft. Als P0 het nulpunt is, heeft men zes onbekenden 13. Als alle verticale hoeken wederzijds gemeten zijn kan men zes verge lijkingen opstellen van de vorm: 52 Echter blijkt de determinant van dit stelsel nul te zijn. In wezen hebben we slechts vijf onafhankelijke vergelijkingen zodat, minstens één schietloodafwijkingscomponent al uit anderen hoofde bekend moet zijn. Overigens moet natuurlijk ook de refractiecoëfficiënt weer bekend zijn. Het behandelde onderwerp is voor de Nederlandse geodetische praktijk niet van groot belang, omdat de trigonometrische hoogte meting hier nu eenmaal niet te gebruiken is voor nauwkeurig werk. Maar voor de theorie zijn de hier geschetste resultaten belangrijker, omdat er in de hogere geodesie een tendentie is naar het vervangen van de klassieke triangulatiemethoden door een ruimtelijke trian gulatie, waarbij men de werkelijk gemeten driehoeken beschouwt inplaats van hun projectie op een referentie-ellipsoïde. Bij deze facettenmethode, die vooral wordt voorgestaan door M. Hotine, is het meten van verticale hoeken noodzakelijk en de hier aange voerde resultaten zullen ongetwijfeld bij de bestudering van die methoden hun nut afwerpen. p, Fig- 4 5i li 12 Is cos T01 cos T,2 cos T13 COS T02 cos T12 cos T23 cosT03 cos T13 cos T23 sinT01 sin T12 sin T13 sin T„2 sinT12 sin T23 sinT03 sin T13 sin T 23

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 34