io6
vereffeningsprobleem. We kunnen nu aan de hand van ons mathema
tisch model voorwaarden opstellen waaraan de waarnemingen na
toekenning van een correctie moeten voldoen. In onze vereffening
komen dus uitsluitend waarnemingen voor van de volgende groot
heden: de richting r, de breedte 9, de lengte X, het azimut A en de
lengte van een driehoekszijde s. Om deze waargenomen ellipsoï-
dische grootheden te onderscheiden van analoge grootheden die uit
een berekening volgen, zullen we ze aangeven met een sterretje dus
Z*> 2*> A* en s*.
In eerste instantie hebben we alléén waarnemingen tot onze
beschikking van een ruimtelijk driehoeksnet dat zich over het
aardoppervlak uitstrekt. We moeten dus verband leggen tussen dit
net en de ellipsoïde.
Aan de driehoekspunten van het ruimtelijke net worden nu door
middel van normalen punten op de ellipsoïde toegevoegd. De geo
detische lijn tussen twee driehoekspunten op de ellipsoïde stellen
we nu per definitie vast als de verbindingslijn tussen deze punten.
Op deze wijze hebben we een ellipsoïdisch driehoeksnet verkregen.
Nu het gevraagde verband gelegd is, kunnen we betrekkingen
opstellen waaruit de ellipsoïdische grootheden r*9*, X*, A* en
s* worden afgeleid. Uit deze relaties volgt dat we ook nog de
beschikking moeten hebben over waarnemingen van de compo
nenten van de schietloodafwijking en de afstand tot de ellipsoïde.
We zullen een en ander toelichten aan de hand van figuur 2.
Waarnemingen van de componenten van de schietloodafwijking
2) en de afstand tot de ellipsoïde worden, onder meer met behulp
dj v, - hj
P° is een waarnemingspunt op het aardoppervlak.
P\' het toegevoegde punt op de ellipsoïde.
h( is de afstand van het waarnemingspunt tot de ellipsoïde.
Om astronomische waarnemingen te reduceren tot ellipsoïdische moeten
ze een correctie 0( (de schietloodafwijking) ondergaan.
Fig. 2