"5
streep met de schaaldrager. Tussen de standaardafwijking van een
aflezing in een interval I bij een loodrechte snijding en scheve
snijding blijkt de betrekking te bestaan:
mi
mi i
sin a
Klaarblijkelijk gaat men bij een scheve snijding meer aandacht
besteden aan de schatting, als a kleiner wordt.
Een soortgelijk onderzoek werd opgezet voor schalen met een
logaritmische verdeling. Het was te verwachten, dat daarbij
grotere standaardafwijkingen zouden worden gevonden. Met loga
ritmische schalen werkt men nu eenmaal in het landmeten weinig.
Ook hier werd geconstateerd dat bij kleine intervallen nauw
keuriger werd afgelezen dan bij grote. Verder is de aflezing nauw
keuriger als de naastliggende intervallen weinig in grootte afwijken
van het interval waarin men afleest. Hetzelfde bleek ook te gelden
voor projectieve schalen en schaalverdelingen op een kegelsnede.
Haasbroek adviseert daarom de modulus van de schaalverdelingen
niet kleiner te maken dan 20 mm en kleine intervallen te gebruiken
bij de constructie.
Bij het onderzoek naar systematische fouten is het opmerkelijk
te constateren, hoe gering de fout is in het midden van het in
terval en hoeveel groter in de omgeving van 0,1 en 0,9 van het
interval.
In de vijf hoofdstukken waarin het werk is verdeeld, worden
resp. nagegaan: de bepaling van de standaardafwijkingen; de be
paling van de systematische afwijkingen; de resultaten van het
onderzoek; een onderzoek naar de nauwkeurigheid waarmede een
25-tal proefpersonen heeft gewerkt en een onderzoek naar de
nauwkeurigheid in het aflezen op nomogrammen met puntenvelden.
Een samenvatting met conclusies, een lijst van medewerkers en
de bij het onderzoek gebruikte nomogrammen besluiten de publi-
katie.
Als er een opmerking zou kunnen worden gemaakt is het wel
deze. Alle proefpersonen komen, voor zover ik heb kunnen nagaan
uit de landmeetkundige wereld, waarin nauwkeurigheid een grote
rol speelt. In andere vakken is dit in veel mindere mate het geval,
maar ook daar wordt veel van nomogrammen gebruik gemaakt.
De aflezing zal daar dan wel iets „ruwer" geschieden. Het ware
interessant geweest, als Haasbroek ook een groepje van technici
uit andere vakken had laten meedoen, om na te gaan hoe nauw
keurig de aflezingen dan zouden zijn geweest.
In ieder geval verdienen de omvangrijkheid en de wetenschappe
lijke opzet van het onderzoek en de bewerking van de waarnemingen
grote bewondering. Zowel de schrijver als het laboratorium voor
geodesie mogen trots zijn op deze wel verzorgde publikatie.
A. Scheffer