toch placht Tienstra in zijn colleges te wijzen op het werk van Von Mises, Fisher, en anderen. Maar dat dit vakgebied eenmaal de grondslag zou worden niet alleen voor de waarnemingsrekening maar ook voor de vereffeningstheorie was iets dat wij toenmaals niet konden bevroeden. Ook al niet omdat de nauw er mee samen hangende theorie der waarschijnlijkheidsrekening door de neer buigende kwalificatie „vazen-balletjes-theorie" tot een niet reëel spelgebied werd gedegradeerd. De pas opgerichte Vereniging voor Statistiek nam het voor treffelijke initiatief Prof. D. van Dantzig te Amsterdam uit te nodigen een cursus in statistiek te geven. Van Dantzig, wiens over lijden in medio 1959 zo velen als een wel zeer zwaar verlies zou treffen. Deze „Kadercursus Statistiek 1947-1948" was voor mij persoonlijk een gebeurtenis. Van Dantzig wist in zijn inleiding op een magistrale wijze het verband te leggen tussen waarschijnlijk heidstheorie en statistiek, gebaseerd op een uitvoerige uiteenzetting van de grondbeginselen van de filosofie, die men weieens met logisch empirisme, soms minder juist met neo-positivisme aanduidt. Geheel aanvaardbaar is deze omschrijving niet, ook al omdat veel gedachten ongetwijfeld van Van Dantzig zelf afkomstig waren. Waarschijnlijk greep Van Dantzig voor ons als beginners wel eens te hoog in de keuze van zijn stof, maar de deelnemers aan de cursus leerden de weg te vinden in de doolhof van de litteratuur der mathematische statistiek én de weg werd geopend naar de eigenlijke basis, de kennistheoretische beschouwingen. Versterkt werd dit laatste nog door een door Van Dantzig in dezelfde tijd gegeven reeks voordrachten over significa [9]. Wel steeds zal de herinnering mij bijblijven van de worsteling met de honderden bladzijden over mathematische statistiek in de werken van Cramér, Wilks, Hoel, Mood, Neyman en ook Fisher, en vele andere auteurs [10]. Rijen van boeken in de bibliotheek van dit laboratorium getuigen ervan. Een worsteling ook al, omdat het hier ging om een wezenlijke verandering in de gedachtengang wat betreft de vereffeningstheorie. Jaren waren hiervoor nodig en zonder een stimulans als het opstellen van de nieuwe H.T.W. was een eerste afgeronde fase niet zo spoedig al tot stand gekomen. Een eerste fase, want nog voortdurend merk ik bij mijzelf op een voltrekking van het proces van gedachtenverandering. Het is wel eens om moedeloos te worden, want nu dreigt een geheel nieuwe fase, die van de verwerking van de besliskunde en de operations research! Maar van bijna nog groter belang zie ik de weg die Van Dantzig wees door de natuur-wetenschappelijk-filosofische litteratuur. Het gaf de koppeling met bijna vergeten aanwijzingen tijdens de colleges van Tienstra, in het bijzonder wat betreft de betekenis van de toevoegingsdefinities in de formulering van Reichenbach. Ik leerde dat Von Mises en Reichenbach niet alleen stonden, dat er een „Wiener Kreis" was of was geweest. En vooral dat de grote 7i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 9