c45
kaart ponsingen voorkomen. De benamingen „handponskaart" en
„machineponskaart" geven het verschil echter veel scherper weer.
De bewerking (selectie naar bepaalde gegevens) geschiedt bij de
eerste soort namelijk met de hand, bij de tweede (selectie, gevolgd
door verwerking der geselecteerde gegevens) machinaal. De tweede
soort is het meest bekend. Zij komt, voorzover mij bekend, slechts
in één formaat voor: dat der International Business Machines
Corporation, in Nederland: Internationale Bedrijfsmachine Maat
schappij (I.B.M.), 82 X 187 mm. De lidmaatschapskaarten van de
A.N.W.B. zijn dergelijke ponskaarten. De ponsingen, hoewel van
geen betekenis voor het lid, zitten er nog in.
De eerste soort bestaat uit twee ondersoorten: Transselecta-
doorzichtkaarten („Sichtlochkarten") en Triohandponskaarten
(„Nadellochkarten"Nederlandse benamingen van de firma
Ahrend). Van laatstgenoemde kaarten komen twee varianten voor:
sleufponskaarten („Schlitzlochkarten") en inkepingsponskaarten
Kerblochkarten")
Doorzichtkaarten
Deze kaarten, in de handel gebracht door Ahrend namens de
firma Allform Büro-Organisation te Berlijn, komen in elk formaat
voor. Ik zag ze meestal in het formaat A 5. Ze zijn overdekt met een
soort netwerk van ruitjes, 60 in de breedte, 100 in de lengte, dus
6000 totaal, ongeveer als millimeterpapier. Aan de bovenrand is
ruimte voor een opschrift. Ze zijn geschikt voor het aanleggen van
een documentatie voor een verzameling publikaties waarin een
groot aantal begrippen voorkomt, die men op vele wijzen moet
kunnen combineren. Een goed voorbeeld is de verzameling circu
laires en aanschrijvingen die men op elk kadasterkantoor aantreft.
Ook de brieven uit het correspondentiearchief zouden met behulp
van deze kaarten gedocumenteerd kunnen worden. Men begint alle
documenten in volgorde van binnenkomst te nummeren en hun
inhoud te analyseren. Voor elk begrip dat men in een document
ontmoet legt men één kaart aan. De trefwoorden die de gevonden
begrippen kenschetsen, schrijft men bovenaan de kaarten. Met een
stansapparaat, dat op een coördinatograaf lijkt, worden de nummers
die men aan de documenten gegeven heeft, in de kaarten geponst.
Stel dat men een aanschrijving heeft ontvangen over overwerk
van chauffeurs op dienstauto's. Deze krijgt bijv. nummer 273.
Men legt dan aan (of licht ze uit de verzameling als ze reeds aan
wezig zijn) drie kaarten, met de opschriften: „overwerk", „chauf
feurs" en „dienstauto's". Met het stansapparaat wordt in de drie
kaarten ruitje 273 opengeponst. Komt het begrip „chauffeurs"
ook in andere documenten voor, dan zal de kaart met dat opschrift
op den duur op dié plaatsen ponsingen vertonen, wier nummers
corresponderen met die van de desbetreffende documenten. Wil
men later weten in welke documenten iets over chauffeurs voor
komt, dan behoeft men slechts de kaart met dat opschrift uit de