158
gegevens niet door iemand op een toetsenbord te laten aantikken,
maar deze op een band op te nemen, en deze band door de machine
te voeren. De machine „leest" dan de band en zet de daarop opge
nomen gegevens om in ponsingen (tape-reading). Natuurlijk moeten
dan toch eerst weer ergens gegevens op de band zijn vastgelegd.
Dat gebeurt door een schrijfmachine gekoppeld aan een „tape-
puncher". De combinatie heet, ook in de Nederlandse brochure:
„Type writer tape punching". Nog een methode om ponsingen
in de kaarten te krijgen is het zg. „mark-sensing" (Zeichenlochen).
Men gebruikt daarvoor de ponskaart zelf. Boven de cijfers die men
uitgeponst wil hebben staan hokjes die men met een speciaal pot
lood aanstreept. De van streepjes voorziene kaart wordt in de
ponsmachine gestopt. Deze „leest" de streepjes (tast ze af: „mark-
sensing") en zet ze om in ponsingen. De postchèque- en girodienst
overweegt ter mechanisering van de administratie van af- en bij
schrijvingen, de girobiljetten als dergelijke ponskaarten met mark-
sensing aan de rekeninghouders beschikbaar te stellen.
Een met de hand geponste kaart moet gecontroleerd worden door
de geponste kaarten door de controleponsmachine („Kartenprüfer",
in Oostenrijk: „Magnetlochprüfer") te laten gaan. Een tweede
persoon leest de op te nemen gegevens opnieuw, tikt wederom
de toetsen van zijn controlemachine aan, en constateert of de inge
brachte kaarten ongehinderd doorgaan. Is dat het geval, dan is de
kaart gecontroleerd, wat door een inkeping aan de rechterboven-
kant wordt weergegeven (controlepons). Stemmen de twee ponsingen
niet overeen, dan wordt de machine geblokkeerd. Men onderzoekt
of de eigenlijke, dan wel de controleponsing verkeerd was, en her
stelt de fout.
Een sorteermachine is nodig om de kaarten in een bepaalde volg
orde te brengen. De machine tast één kolom af en brengt alle
kaarten die in deze kolom dezelfde ponsing(en) vertonen in één
vakje bijeen. De werkwijze lijkt dus enigszins op die bij de „door-
zichtponskaarten". Dat geldt trouwens voor alle machines die
de ponskaarten verder verwerken. De kaarten bestaan uit isolerend
karton. Doorlopen de geponste kaarten één der volgende machines
dan worden, door de gaatjes heen, door middel van „tastborsteltjes"
elektrische stroomkringen gesloten, waardoor de machine bepaalde
handelingen verricht. „Die Maschinenfunktionen werden gesteuert"
zegt Kriegel (nr. 7, blz. 7).
Men vergelijke de geponste „draaiboeken" van draaiorgels,
waarbij luchtstromen worden doorgelaten en onderbroken.
Om te sorteren naar combinaties van gegevens (bijv. getallen van
meer dan één cijfer) moet men de bewerking herhalen. De kaarten
moeten dus meestal meer malen de machine doorlopen. Om ze naar
een reeks getallen van vier cijfers in numerieke volgorde te rang
schikken, moet men de kaarten vier maal door de machine laten
gaan, waarbij men met de eenheden moet beginnen, vervolgens naar
de tientallen sorteert, enz. Draheim acht dit een nadeel en meent