tegenstelling tot de Oostenrijkse werkwijze bestaan er in Hessen
geen Fortführungskarten. Men zou de kaarten die voor de opstelling
hebben gediend, na de verwerking kunnen weggooien. Men doet
dit echter niet. Door de bijhouding worden de registers voort
durend minder hanteerbaar. Vindt men het moment gekomen om
tot vernieuwing over te gaan, dan worden de ponskaarten opnieuw
gebruikt. De kaarten van percelen waarin veranderingen zijn op
getreden worden gelicht (de overige blijven bruikbaar) en nieuwe
kaarten worden geponst. De collator zorgt voor de invoeging en
verder is de werkwijze als bij de oorspronkelijke opstelling. „Mag
also nach beendeter Neuaufstellung den Lochkarten zunachst nur
archivarische Bedeutung zukommen, so wird nach einiger Zeit
doch vielfach auf sie zurückzugreifen sein, um ein durch Fort-
führung unübersichtlich gewordenes Buch mit Hilfe der Loch-
kartentechnik zu erneuern" (nr. 7, blz. 33). M.i. is dit een zwak
punt in de beschreven methode. In een slotbeschouwing kom ik op
dit aspect van de ponskaartenadministratie nog even terug.
Slotbeschouwing.
Tot uitgangspunt voor een slotbeschouwing leent zich zeer goed
het critische artikel van H. Aurich in de A.V.N., 1959, nr. 5,
blz.^ 140-150, getiteld: „Katasterbuchwerk und Lochkartentech-
nik Het boekje van Kriegel geeft alleen een beschrijving en geen
opgave, of schatting, van kosten. Höllrigl berekende, in publ. 5,
de jaarlijkse kosten op 500.000 a 550.000 Schilling. Dat bedrag
herleidde ik tot fl. 75.000 a fl. 80.000. Dit betrof echter alleen
de „Sachaufwand". In publ. 6 calculeert de schrijver ook de kosten
van de „Personalaufwand" en komt dan tot een totaal van S.
1.180.000, dus ongeveer fl. 177.000. Voor de huur der machines
zit hierin een bedrag van S. 415.000, dus ongeveer fl. 62.500. Dat
is van dezelfde orde van grootte als de eerder opgegeven 12.000
a 14.000 dollar per jaar. Maar Aurich stelt op blz. 143 de maande
lijkse machinehuur op ongeveer 10.000 DM. Dat is 120.000 DM
per jaar of ongeveer fl. 110.000, bijna tweemaal zoveel dus. Waar
schijnlijk is dit bedrag bedoeld voor een eventuele ponskaarten
administratie voor geheel Duitsland. Het kan ook zijn dat gerekend
wordt met alleen dat deel van Duitsland waar ponskaarten thans
toepassing vinden, Hessen dus. Ook kan het verschil in methode
van boekhouding een rol spelen. In ieder geval bevestigen deze
getallen de opmerking van Höllrigl (publ. 6, blz. 399) dat het
hier gaat om „ein geodatisch wenig interessantes arbeits- und
kostenmassig aber recht beachtliches Teilgebiet des Katasters"
De grootte van ons land komt meer met die van Oostenrijk overeen
dan met die van Duitsland (Nederland: 32.499 km2, Oostenrijk:
83.849 km2, (West)Duitsland: 247.961 km2). Waarschijnlijk kunnen
we dus bij eventuele nadere bestudering van de mogelijkheid ook
in ons land tot toepassing van (machine) ponskaarten over te gaan,
beter van de Oostenrijkse dan van de Duitse ervaringen uitgaan.
i66