177
uit de vraag die hij daarna stelt: heeft de huidige maatschappij
behoefte aan verzekering van grenzen en zo ja, is die verzekering
een staatstaak en moet de staat ter uitoefening van die taak een
kadaster in stand houden?
De mening, die in de huidige tijd wel eens verkondigd wordt,
als zou de Staat niet tot taak hebben de perceelsgrenzen te ver
zekeren, meent hij te moeten bestrijden, o.m. door er op te wijzen,
dat die opvatting niet strookt met de heersende staatsopvatting
de huidige staat heeft niet alleen tot taak storingen in de samen
leving op te heffen of te voorkomen, doch ook de rechtmatige
belangen van de burgers bescherming te verlenen en hun een zekere
bestaansruimte te verschaffen. De schrijver beijvert zich dan om
alle bedenkingen, die men hoort aanvoeren tegen deze opvatting
van de staatstaak te ontzenuwen. De regelingen betreffende het
kadaster zouden slechts ten goede komen aan een deel der staats
burgers. In dit verband wijst hij op de verkeersregeling en het feit
dat de meeste wetten slechts van direct belang zijn voor een deel
der staatsburgers.
De tegenstanders voeren dan aan: De bescherming der grenzen
is niet belangrijk daar de belangstelling voor de grond steeds meer
afneemt. Hier tegen voert de schrijver aan dat men in dit geval
moet vragen naar de opvatting van de eigenaren zelf en wat zij in
dit opzicht van de Staat (dat betekent van ons) verwachten. De
ervaringen in zijn land tonen aan dat de burgers bij grensgeschillen
zeer gevoelig reageren, ook daar, waar de belangstelling voor het
landbouwbedrijf achteruitgaat. Ook in zijn land komen nog veel
grensgeschillen, zelden grensprocessen voor. Schrijver meent dat
het de betrokkene er altijd om te doen is zich te verdedigen tegen
grensoverschrijding, tegen een minachting voor het recht. Het
gaat dan niet om de materiële waarde van het object, maar om de
eigenwaarde en het rechtsgevoel van de betrokkene. De rechts
zekerheid betekent voor de gemeenschap hetzelfde als de gezond
heid voor het individu.
Een derde tegenargument is dat de band tussen grond en ge
meenschap steeds sterker zou worden en dat in dezelfde verhouding
de eigendomsrechten van de enkeling zouden moeten afnemen.
De bescherming van hetgeen het individu aan rechten overblijft
heeft in een sociale rechtsstaat aan betekenis verloren. Daar
stelt de schrijver tegenover: Hoe hoger de loonbelasting, hoe
preciezer en pietepeuteriger wordt nagerekend en geteld wat er van
het loon overblijft. Zo ook met percelenHoe meer de administra
tieve bepalingen de eigendom uithollen, des te belangrijker wordt
wat voor het werkelijk gebruik door de enkeling nog overblijft.
Tenslotte voeren de tegenstanders van deze speciale doelstelling
van het Staatskadaster aan dat de technische vorderingen leiden tot
een integratie van de gemeenschap tot nieuwe bedrijfs- en ver-
enigingsvormen, waardoor het persoonlijk karakter van de eigendom
meer en meer verdwijnt. De ervaring, aldus de schrijver, leert echter,