i8o trekkingen er bestaan tussen techniek en bestuur (waarbij hij de uitvoerende macht of in engere zin de overheidsadmini stratie op het oog heeft), deze twee „gebieden van menselijke bezigheid", die op het eerste gezicht weinig gemeen hebben. Alvorens in te gaan op de punten van aanraking geeft hij ons eerst een nadere omschrijving van beide begrippen. De resultaten van de techniek zijn vanaf de oorsprong der mensheid het middel geweest om de levensvoorwaarden van de mens te verbeteren. Bestuur is de staatsbemoeienis die primair tot doel heeft concreti sering van de staatsideeën en staatsfuncties en secundair de ver wezenlijking van de overheidsorganisatie die deze functies binnen dat bestuur moet uitoefenen. Bestuur is derhalve zowel een zakelijk als een organisatorisch begrip. De algemeen ordenende taak van het bestuur is in de loop der tijden meer en meer overgegaan in een zorg voor het algemeen welzijn der burgershet bestuur is zich steeds meer gaan richten op de materiële belangen der mensen, op de verbetering van hun levensvoorwaarden. In deze uitingsvorm van bestuur nu ziet de schrijver het aan- rakingsgebied met de techniek, die per definitie tot doel heeft verbetering van die levensvoorwaarden. Het mag vanzelfsprekend heten dat het bestuur om zijn taak van belangenverzorger te kunnen uitoefenen, zich bedient van de middelen, die de techniek voor zijn doelstelling heeft voortge bracht. De voortschrijding van de techniek dwingt het bestuur de techniek voortdurend meer bij haar taakuitoefening te betrekken. De Staat werd ondernemer en opvoeder, kreeg steeds meer taken, ook al omdat een groot deel van het gebied der techniek aan het particulier initiatief moest worden onttrokken. Dit had weer tot gevolg dat het aantal staatsinstellingen toenam en voorzover ze reeds bestonden de aard ervan zich veelal wijzigde. Ook de inrichting der bestuursorganen (administraties) ver anderde grotendeels werd deze volgens het monocratische principe (één-leiderschap) ingericht. Dit was vooral mogelijk bij de tech nische diensten, daar de leider zelf altijd over voldoende vakbe kwaamheid beschikt en dus geen adviseurs (medebestuurders) naast zich nodig heeft. Het aantal diensten nam steeds toe; meestal waren de nieuwe instellingen van technische aard. De structuurverandering in de diensten bracht moeilijkheden mee in verband met de personeels voorziening. Er waren te veel gespecialiseerde krachten ineens nodig. De Staat was gedwongen de technici zelf op te leiden en kwam daardoor voor nieuwe problemen te staan (opleiding en aanbod). Men moest zijn toevlucht gaan nemen tot het werven van krachten op arbeidscontract, waardoor de ambtenaar van vroeger, de dienaar van de Staat, werd tot gelijkgerechtigde contractant, met alle nadelen daaraan verbonden in het bijzonder voor de overheid. De schrijver geeft ons wel een aannemelijk beeld van de ont wikkeling van bestuur en techniek, een beeld dat we uiteraard slechts zeer verkort kunnen weergeven.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 54