Ir. H. L. VAN GENT,
Ervaringen met fotogrammetrie bij het kadaster
Hoewel met de zo gewaardeerde voordracht van Hofrat Neu-
maier naar mijn mening ook wel had kunnen worden volstaan wat
het fotogrammetrisch gedeelte van het programma voor deze dagen
aangaat, leek het de organisatoren van dit congres dienstig, dat
ook van de zijde van het Nederlandse kadaster bij deze gelegenheid
iets over de ervaringen met de toepassing van fotogrammetrie zou
worden medegedeeld.
Zes jaar is het inmiddels al geleden dat voor het laatst een
kadasterman over de fotogrammetrie heeft gesproken voor een
congres van de N.L.F. Het was onze huidige voorzitter Prof. Witt,
toen nog hoofd van het ruilverkavelingsbureau te Almelo, die in
juni 1954 een voordracht hield, waarin o.m. werd nagegaan hoe
de houding van het kadaster t.o.v. de fotogrammetrie op dat
ogenblik was en welke juridische waarde de fotogrammetrie voor
het kadaster heeft. Witt bespeurde toen al een kentering wat
betreft de lijdelijke houding die het kadaster z.i. ten aanzien van
de fotogrammetrie steeds had aangenomen. Als symptomen noemde
hij het initiatief van het kadaster in zake de proef Beltrum en die
in het gebied van de Beneden-Dinkel, alsmede het feit dat de
Minister van Financiën had goed gevonden, dat een kadaster-
landmeter Nederland zou vertegenwoordigen in commissie C van
de O.E.E.P.E. Zoals bekend houdt deze commissie zich bezig met
onderzoekingen aangaande de vervaardiging van kaarten op grote
schaal. Overigens bleek de bereidwilligheid van de Minister van
Financiën van de zijde van de O.E.E.P.E. slechts te worden ge
waardeerd tot het ogenblik, waarop de door Witt bedoelde kadaster
landmeter onder een ander ministerie ging arbeiden. Voor zover mij
bekend is daarna nimmer de Minister van Financiën gelegenheid
gegeven nogmaals zijn bereidwilligheid in deze te tonen.
Het kadaster was ten aanzien van de fotogrammetrie destijds
nog veel actiever dan de heer Witt kon vermoeden. Behalve dat
men steeds meer het belang van fotogrammetrische onderzoekings
werkzaamheden ging inzien en aan deze onderzoekingen in meerdere
mate daadwerkelijk steun verleende, bereidde men ook de oprich
ting voor een eigen fotogrammetrische dienst. Medio 1956 kon deze
oprichting geschieden. Het vinden van een bruikbare huisvesting
voor de nieuwe dienst duurde nog een half jaar, waarna eveneens
nog een half jaar is besteed aan de opleiding van personeel. In feite
225
hoofd van het bureau van de Fotogrammetrische dienst van het kadaster,
's-Gravenhage:
Voordracht, gehouden tijdens het 18e congres van
de Nederlandse Landmeetkundige Federatie
op 19 en 20 mei i960 te Wageningen.