Aangaande de toepassing van fotogrammetrie ten behoeve van
kadastrale hermeting zou ik nu eerst enkele opmerkingen willen
maken.
Wanneer van een bepaald gebied kadastrale hermeting wordt
verlangd, moet eerst worden vastgesteld, of hierbij ook van de
fotogrammetrie zal worden gebruik gemaakt. Verschillende as
pecten worden daartoe bezien. Zo bijv. de geaardheid van het
terrein. Om uitersten te noemen: het Limburgse en Twentse
landschap lenen zich beslist minder voor toepassing van foto
grammetrie dan het Friese polderland. Echter, Limburg en Twente
mogen hierin niet op één lijn worden gesteld. Daar in Limburg
zeer vele kadastrale grenzen ondergronds zijn verzekerd, is toe
passing van fotogrammetrie hier in het algemeen gezien veel
minder op zijn plaats dan in het Twentse diluvium, waar de
kadastrale grenzen veel vaker met de topografie in het terrein
samenvallen. De ervaring leert, dat we van begroeiing dikwijls
veel minder last hebben dan aanvankelijk de verwachting is.
Voorts zal o.m. moeten worden vastgesteld, en dit berust op een
schatting uiteraard, of niet zoveel langs terrestrische weg zal
moeten worden bijgemeten, dat toepassing van fotogrammetrie
oneconomisch is. Hierbij is natuurlijk ook de omvang van het te
hermeten object van belang. Vaak wordt de vraag gesteld: wat
is nu eigenlijk de minimale grootte die een object moet hebben,
wil het voor fotogrammetrische behandeling in aanmerking kunnen
komen. In de eerste plaats is hier de schaal van de nieuwe kaart
van belang. Verder hangt het o.m. van de lokale omstandigheden
af. De begaanbaarheid van het terrein en het gemak waarmee een
meetkundige grondslag kan worden geproduceerd spelen daarbij
een rol. Een nieuw ontgonnen gebied ter grootte van ongeveer
180 ha nabij Rotsterhaule hebben we op de schaal i 2000 ge-
kaarteerd langs fotogrammetrische weg. De twee te vervaardigen
kadastrale bladen werden juist in één beeldenpaar begrepen.
Terrestrisch waren slechts vier punten in coördinaten bepaald;
welhaast een minimum. De uiteindelijke kosten bleven nog ruim
f. 1000.beneden de begroting, die voor de fotogrammetrische
behandeling, inclusief de opnemingskosten, een zelfde bedrag
aanwees als voor de terrestrische opmeting en de daaruit voort
vloeiende kaartering.
Bij het opstellen van een vliegplan wordt voor zover mogelijk
rekening gehouden met de in hoofdstuk VII 2 van de H.T.W.
genoemde factoren. Veel zorg wordt doorgaans besteed aan het
onderzoek dat moet uitmaken in hoeverre punten uit bestaande
puntenvelden kunnen worden gebruikt bij de paspuntsbepaling.
Het komt nogal eens voor, dat door een niet verantwoorde ver
kenning destijds, of misschien zelfs omdat er in het geheel niet
verkend is, punten in of bij een fotogrammetrisch object komen te
liggen, waarvan de relatieve nauwkeurigheid beneden de in de
H.T.W. genoemde normen ligt. Deze punten dienen systematisch
227