234 modellen bepaald. Hieruit blijkt, dat er inderdaad systematische verschillen bestaan en wel tot een maximum van 7 cm en met een gemiddelde, bepaald uit 60 verschillen, van 3 cm. Hiermede zijn dus de zojuist genoemde grote verschillen (tot 20 cm toe) nog niet verklaard. Om deze nader te onderzoeken is ook een aantal afstanden bepaald uit langs terrestrische weg verkregen coördinaten. Van de meeste signaalpunten zijn deze nl. bepaald, o.m. onder gebruik making van aanvullende terrestrische metingen die ongeveer anderhalf jaar na de luchtopneming en de eerste terrestrische metingen hebben plaats gevonden. Ook hierbij blijken zich nu ver schillen voor te doen tussen de direct gemeten lengten en de uit de terrestrische coördinaten bepaalde afstanden en wel in hoofdzaak daar, waar ook het verschil tussen de fotogrammetrisch bepaalde en de terrestrisch bepaalde afstanden groot is. De oorzaak van de grote verschillen is daarom hoogstwaarschijnlijk gelegen in een niet met voldoende nauwkeurigheid uitgevoerde terrestrische meting ten tijde van de luchtopneming. Wegens tijdgebrek is nl. destijds bij de veldwerkzaamheden zeer haastig te werk gegaan. Daarbij komt dat in de periode van anderhalf jaar tussen de oorspronkelijke en de aanvullende meting een aantal punten ongetwijfeld gestoord zal zijn. Hierdoor dragen de gevonden verschillen bij tot ver ruiming van het inzicht in de waarde van d (zie H.T.W. blz. 7) voor het onderhavige gebied. Een en ander heeft tot gevolg, dat in het bijzonder voor de wat grotere afstanden, bijv. die boven de dertig meter, de berekende standaardafwijkingen in de fotogrammetrische afstandsbepaling slechts een relatieve betekenis hebben, en wel in die zin, dat de werkelijke standaardafwijkingen zeker niet groter zullen zijn dan de berekende. Aangaande de fotogrammetrische meting kan nog worden gezegd, dat het formaat van de signalen, 30 x 30 cm2, eigenlijk te groot was in vergelijking met de toegepaste fotoschaal 1 6000, waardoor niet zo nauwkeurig met het meetmerk op een modelpunt kon worden ingesteld. Tenslotte zijn nog fotogrammetrische en terrestrische coördinaten van een aantal punten met elkaar vergeleken. De fotogrammetrische coördinaten zijn zoals gebruikelijk berekend uit twee waarnemingen. De verschillen zijn in de vorm van vectoren grafisch voorgesteld (fig. 2). Als er in het geheel geen sprake was van systematische verschillen, zouden de vectoren willekeurig door elkaar heen moeten wijzen. Uit de grafiek blijkt echter, dat er ook systematische verschillen optreden. Dicht bij elkaar gelegen punten vertonen gelijke en gelijkgerichte vectoren. Dit is op zichzelf wel te ver klaren. Terrestrisch wordt immers steeds gezorgd dat de relatieve d standaardafwijking tengevolge van de speling van een punt van een perceelsgrens in de loop van de tijd tengevolge van beheersdaden, zoals onderhoud e.d., of van geringe verstoring van de verzekering van een punt.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 50