238 bijhouden van kadastrale kaarten. Op zichzelf een logische ge- dachtengang. Zojuist hebben we uitvoerig horen vertellen, dat de proeven dienaangaande in Oostenrijk met succes zijn afgesloten. Ook in Duitsland houdt men zich op het ogenblik druk met deze materie bezig. In bijna een half dozijn artikelen in de Duitse landmeet kundige tijdschriften van de afgelopen drie kwart jaar worden de ervaringen beschreven van het uitvoeren van bijhoudingswerk- zaamheden langs fotogrammetrische weg. Begin 1959 werden in verband met de grote achterstand in de bijhoudingswerkzaamheden bij het kadaster in ons land voorlopig alle langs terrestrische weg uit te voeren hermetingen stop gezet. Wanneer blijkbaar de nood zo hoog is, dat een dergelijke maatregel moet worden genomen, en dat nog wel terwijl iedereen ervan over tuigd is, dat hermeting in grote omvang dringend gewenst is, komt men ook bij ons gemakkelijk op de gedachte, dat het misschien mogelijk is de bijhoudingsnood tot op zekere hoogte ook langs fotogrammetrische weg te lenigen. Zo zijn dan bij wijze van proef enkele modellen ingepast op de desbetreffende oude kadastrale plans. Er was hier sprake van luchtfoto's die waren vervaardigd ten behoeve van hermeting. Van de kadastrale plans konden we dus van alles verwachten. De ervaring bij de proefmodellen was, dat over het algemeen de schaal van de kaarten in alle richtingen wel ongeveer dezelfde is, ook al is dit een andere dan op de kaart is aangegeven. Hier en daar kwamen afwijkende grenzen voor, die eventueel voor redres in aanmerking zouden kunnen komen. Per model en per kadastraal plan behoefde ten gevolge van schaal- verschillen nooit meer dan in twee delen te worden ingepast. Ook als we concluderen, dat technisch geen grote moeilijkheden zullen ontstaan, blijft het de vraag, of het wel economisch ver antwoord is bij houdingsmetingen langs fotogrammetrische weg uit te voeren. Dit hangt vanzelfsprekend af van de concentratie van de uit te voeren metingen in een bepaald gebied. Beeknormalisaties bijv., voor het in kaart brengen waarvan veel lange lijnen moeten worden gemeten, ook dwars op de richting van de beek, kunnen zich wellicht goed er toe lenen langs fotogrammetrische weg op de kadastrale kaart te worden bijgewerkt. Zeker, als het werk ter- restrisch niet al te gemakkelijk kan worden uitgevoerd. Het is nog wat te vroeg om met definitieve getallen te kunnen komen. Voorlopige becijferingen leiden echter tot de conclusie, dat het in kaart brengen van beeknormalisaties langs fotogrammetrische weg verantwoord is, wanneer de voortgang bij eventuele terrestri sche meting van de desbetreffende akteposten niet meer dan 500 m per dag bedraagt. De vaststelling hoe groot deze voortgang zal zijn, kan uiteraard slechts schattenderwijs geschieden. Naar mijn mening voldoet bijv. de Lingeverbetering aan genoemde norm. Ook na de verbetering blijkt nl. de Linge nog zeer bochtig te zijn, terwijl de taluds vaak zeer grillig en steil zijn.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 54