Koophandel bepaalt, dat het de rechter vrij staat ten voordele
van ieder aan diens boekhouding zodanige bewijskracht toe te
kennen als hij in ieder geval zal vermenen te behoren. De rechter
mag dus op grond van die aantekeningen aannemen dat de auto
door mij is gekocht en aan mij is geleverd, en op grond van deze
feiten mij tot betaling van de koopprijs veroordelen. Doet hij dat,
dan veroordeelt hij mij echter niet terzake van het feit, dat de
boekhouder bepaalde aantekeningen heeft gemaakt, maar op grond
van het feit dat de auto door mij voor een bepaalde prijs is gekocht
en aan mij is geleverd, welk feit hij dan door de aantekening in de
boeken zij het dan in dit geval ten onrechte bewezen acht.
Tot Uw geruststelling diene, dat het wel niet zo heel veel zal voor
komen dat de rechter op grond van de boekhouding van de auto
dealer alleen bewezen zal achten dat een bepaalde persoon een auto
heeft gekocht en ontvangen.
U voelt misschien al waar ik heen wil: wat voor de boekhouding
betreffende de automobielen van de auto-dealer geldt, geldt tot
op zekere hoogte ook voor de boekhouding van de stukken grond, die
zich bevindt ten kantore van de bewaarders der hypotheken, het
kadaster en de scheepsbewijzen. Tot op zekere hoogte, want er zijn
natuurlijk belangrijke verschillen: de boekhouding ten hypotheek-
kantore wordt niet bijgehouden door ondergeschikten van hen die
bij de grond belang hebbendie bijhouding geschiedt van Overheids
wege, en dus volstrekt onpartijdig; de nauwkeurigheid van de ver
werking van de gegevens die ter kennis van de desbetreffende
Overheidsdienst worden gebracht, laat, voorzover mij bekend,
niets te wensen over. Er is bovendien nog een belangrijk juridisch
verschil, waarop ik straks terug kom. Niettemin blijft er ook nog
overeenkomst, en dat deze overeenkomst bestaat, zal ik demon
streren aan een voorbeeld, en met dat voorbeeld stap ik dan meteen
van het voorgerecht af, en ga ik over tot de bespreking van de
eerste van de twee door mij te behandelen vragen, dus tot de vraag
in hoeverre het kadaster ons kan leren wie eigenaar van een bepaald
perceel is.
Gesteld eens dat een zekere Jansen naar mij toekomt en zegt dat
hij eigenaar is van een zeker perceel, dat ik om een of andere reden
heel goed zou kunnen gebruiken, en mij dat perceel te koop aanbiedt.
Natuurlijk zal ik, alvorens op dit aanbod in te gaan, wel willen
weten of Jansen wel eigenaar van dat perceel is, want is hij ten
aanzien van dat perceel niet beschikkingsbevoegd, dan kan hij mij
door koop en levering daarvan geen eigenaar daarvan maken, en
het is natuurlijk mijn bedoeling om wél eigenaar te worden. Ik ga
dus onderzoeken of Jansen werkelijk eigenaar is, en daartoe begeef
ik mij naar, wat ik nu maar kortweg zal noemen, het hypotheek
kantoor, waar ook de registers en bescheiden die op het kadaster
betrekking hebben, zijn te vinden. Natuurlijk moet ik mij wenden
tot dat hypotheekkantoor binnen welks ambtsgebied het door
Jansen genoemde perceel is gelegen. Ik neem nu aan, dat ik de
igi