255
periode van omschakeling de uitgave der kaarten niet mocht
worden gestagneerd.
Behalve de regelmatige produktie van kaarten op de schalen
i 25 000 en 1 50 000 heeft ook de voortgang van de werkzaam
heden voor de kaartering op de schaal 1 10 000 zijn voortdurende
belangstelling gehad.
Het grote werk, de vervaardiging van de topografische kaart op de
schaal 1 10 000 van ons land, dat reeds onder leiding van zijn
ambtsvoorganger de heer C. A. J. von Frijtag Drabbe was
aangevangen, heeft hij gedurende de periode dat hij directeur van
de Topografische dienst was, voor het grootste gedeelte zien
gereedkomen. Daarbij legde hij samen met de heer Ir. A. J. van
der Weele, hoofd van de Meetkundige dienst van de Rijks
waterstaat, de grondslag voor de plannen deze kaart op de schaal
1 10 000 in de toekomst wellicht tevens te kunnen uitgeven
(voorzien van hoogtecijfers) als hoogtekaart van ons land.
Dat zijn arbeid niet zonder resultaat bleef, moge blijken uit het
feit, dat onder zijn leiding het aantal aan civiele afnemers geleverde
kaarten ongeveer verviervoudigd werd.
Ook aan de kaartering van Nederlands-Nieuw-Guinea werkte
hij met veel enthousiasme. Als lid van de Permanente Kaarterings-
commissie voor dit gebiedsdeel kon hij door het geven van adviezen
reeds zijn steentje bijdragen, doch meer nog door het leiden van de
daadwerkelijke kaartvervaardiging op de schalen 1 100 000 en
1 1 000 000. Van de eerste kaartserie kwamen, in nauwe samen
werking met de Meetkundige dienst van de Rijkswaterstaat ruim
tweehonderd van de driehonderd te maken kaarten in voorlopige
uitgave gereed en van de kaart op de schaal 1 1 000 000 van
Nederlands-Nieuw-Guinea zagen twee van de drie bladen (in proef)
het licht.
Ook het werken aan de opzet van de Wetenschappelijke Atlas
van Nederland deed hij, zoals al zijn andere werkzaamheden, met
een bijzondere nauwgezetheid. In de moeilijke beginperiode,
waarin het werk voor deze Atlas thans verkeert, zal men nog
menigmaal zijn advies behoeven.
Dat hij door zijn bijzonder innemende persoonlijkheid allerwegen
wordt gewaardeerd, bleek wel uit de grote belangstelling, die er
bestond voor zijn afscheidsreceptie, op 29 juni jl. in het gebouw
van de Topografische dienst gehouden.
Van burgerlijke en militaire zijde kwamen vele bekenden en
relaties hem de hand schudden en het moet voor hem wel een
bijzondere voldoening geweest zijn te ervaren, dat zijn nauwgezette
en veelomvattende arbeid allerwegen bijzondere waardering heeft
ondervonden.
Zijn benoeming tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau, die
Lt.-Generaal G. J. Lefèvre de Montigny tijdens deze receptie
bekend maakte, was hiervan wel een bijzonder getuigenis.
Ir. L. van Zuylen