193
worden is nog heel wat meer nodig dan het feit dat een echte
transportakte die sinds enige jaren bijna steeds notarieel moet
zijn ten hypotheekkantore is overgeschreven. In de eerste plaats,
en dat spreekt eigenlijk wel van zelf, is nodig, dat degene die over
droeg, i.e. Pieterse, ten aanzien van het perceel beschikkings
bevoegd was toen de overschrijving plaats vond. Ik moet dus nog
gaan onderzoeken of Pieterse beschikkingsbevoegd was, toen de
transportakte werd overgeschreven. Dit doende vind ik ten hy
potheekkantore dat Pieterse het perceel zou hebben verkregen
ingevolge een transport door Klaassen, doch dit brengt mij niet veel
verder zolang ik niet weet of Klaassen ook beschikkingsbevoegd was,
enz. Eigenlijk zou ik dus een keten met een praktisch oneindig
aantal schakels moeten afwerken. Men betoogt wel eens dat het
voldoende is als ik maar terechtgekomen ben op een transport dat
al 30 jaar oud is, omdat, indien daarvóór nog gebreken mochten
hebben bestaan, de verkrijgende verjaring die wel goed zal hebben
gemaakt, maar dat is helemaal niet zeker. Daarvoor zou nodig zijn
geweest een bezit, dat aan alle voor de verjaring gestelde vereisten
voldoet, en of dat er is geweest, is nooit zeker; het blijkt in ieder
geval niet uit de registers.
Daar komt nog bij dat men de mogelijkheid dat één der voor
gangers niet beschikkingsbevoegd was toen hij transporteerde niet
kan écarteren door de vaststelling dat degene van wie hij op zijn
beurt verkreeg dat wel was. Immers het feit dat iemand op zeker
ogenblik door de overschrijving van een transportakte eigenaar
van een bepaald perceel is geworden, verschaft helemaal geen
zekerheid, dat hij dat over enige jaren nog zal zijn, ook dan niet,
indien uit de registers niet blijkt van een latere transportakte
waarbij die verkrijger dat perceel weer aan een derde heeft overge
dragen. Immers ook op andere wijze dan door transport kan hij
inmiddels de eigendom van het perceel hebben verloren.
Dit eigendomsverlies kan bijv. het gevolg zijn van verjaring en
hiervan behoeft niets uit de registers te blijken. Ook is het denk
baar dat de gemeenschap van goederen waarin de verkrijger was
gehuwd inmiddels is ontbonden en dat vervolgens dat goed is
toegescheiden aan zijn vrouw of haar erfgenamen. Dit behoeft
niet uit de registers te blijken, maar gelukkig zorgt men er in de
praktijk bijna steeds voor dat een dergelijke toescheiding wordt
gepubliceerd, doch zonder deze publikatie is deze toescheiding
ook geldig.
Een moeilijkheid voor de vaststelling van de beschikkingsbe
voegdheid wordt ook nog opgeleverd door de verkrijgingen inge
volge het erfrecht. Ingevolge de dood van de erflater gaat de eigen
dom van al zijn goederen, dus ook van percelen, van rechtswege
over op zijn erfgenamen. Mocht hij bij testament onroerende
goederen aan een bepaalde persoon hebben gelegateerd, dan wordt
volgens de weliswaar wat oude, doch ondanks heftige bestrijding
nog niet door een later arrest herroepen, rechtspraak van de Hoge