Uittreksel uit het Arrest van de Hoge Raad van 23 december 1955- 276 eigenaars een door de wet niet gewilde eigendomsovergang zoude plaats vinden van gronden die buiten de ruilverkaveling hadden moeten zijn g dat derhalve de ruilverkaveling den eigendom van het onderhavige perceel 2389 niet mag aantasten, noch den eigendom van andere binnen het uitbreidingsplan gelegen gronden; dat de Rechtbank zich er wel van bewust is dat deze beslissing het plan van ruilverkaveling op losse schroeven zet, doch de Rechtbank meent daaraan niet te kunnen ontkomen; r dat de wetgever niet heeft voorzien en ook niet heeft kunnen voorzien, dat een met de uitvoering der Wet belast orgaan zou handelen in strij met het uitdrukkelijk door hem bepaalde en dan ook met heeft voor geschreven hoe gehandeld moet worden in een geval als thans ter be- Shdatghetgdér Rechtbank voorkomt dat, in het systeem der wet, de door haar beslissing gerezen moeilijkheden kunnen worden opgelost door e plan van ruilverkaveling en de door den Rechter-commissans vastgestelde kavelindeling van onwaarde te verklaren voorzover betreft de gronden bedoeld in artikel 10 lid 1 sub 4e, voorzover niet van toepassing is het gestelde in het 2e lid van dat artikel, en de kavelingen waarbij deze gronden betrokken zijn, kunnende het plan van ruilverkaveling en de daaromtrent reeds gegeven beslissingen voor het overige in stand blijven dat dan ten aanzien van evenbedoelde gronden een herzien plan van ruilverkaveling zal dienen te worden opgemaakt en verder te dien aanzien moet worden gehandeld als bepaald in de artikelen 70 en de volgende der wet, Rechtdoende in naam der koningin Verklaart de bezwaren van reclamanten gegrond; Verstaat dat in den eigendom van perceel kadastraal bekend gemeente Beekbergen Sectie L nr. 2389 geen wijziging zal worden gebracht in het kader van deze ruilverkaveling; Verklaart het plan van ruilverkaveling en de door den Rechter-com- missaris vastgestelde kavelindeling voorzover betreffende de hierboven in de voorlaatste rechtsoverweging bedoelde gronden en kavelingen van onwaarde. Brengt de kosten van dit geding aan zijde van reclamanten gevallen, tot op heden begroot op f 50.ten laste van de gezamenlijke recht hebbenden. „Overwegende dat tegen dit vonnis de navolgende middelen van cassatie worden voorgesteld: Primair Schending of verkeerde toepassing van de artikelen 69 tot en met 80 van de Ruilverkavelingswet 1938, 134 van de Ruilverkavelmgswet 1934 en 3 van het Koninklijk Besluit van 7 februari 1955, Staatsblad nr. 45, door in een geding als bedoeld in artikel 78 in behandeling te nemen een bezwaar dat niet is gericht tegen den inhoud van het plan van ruil verkaveling of tegen enige handeling als omschreven m de artikelen 69 tot en met 77 en op grond daarvan te beslissen en recht te doen als in het beklaagde vonnis is geschied, zulks ten onrechte, omdat niet kan worden aangenomen dat artikel 78 daartoe de bevoegdheid geeft subsidiair: Overschrijding van rechtsmacht met betrekking tot, althans schending, althans verkeerde toepassing van de artikelen 1, 2, 10, 33, 40 41 42, 50, 64, 66, 69, 70, 78 en 80 van de Ruilverkavelmgswet 1938, 134 van de Ruilverkavelingswet 1954, 3 van het Koninklijk Besluit van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 14