Wij Juliana, bij de gratie gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Mr. ir. C. G. VAN HULS, Wet Kadastraal Recht Inleiding De titel zou misschien doen vermoeden, dat deze beschouwing gewijd is aan rechtsvoorschriften, betrekking hebbende op het kadaster. Niets is echter minder waar. Het woord recht heeft hier niet de betekenis van rechtsregels (recht in objectieve zin), doch is bedoeld als beknopte aanduiding van de vergoeding, die de Overheid vraagt (waar zij „recht" op heeft) voor de verrichtingen van de ambtenaren van de bewaringen van de hypotheken en het kadaster ten behoeve van derden. Zoals bekend, worden op het ogenblik de door de bewaarders te heffen retributies voor de verrichtingen ten behoeve van „het publiek" nog steeds berekend volgens de tarieven, vastgesteld bij de wet van 3 april 1922, Stbl. 166. Voor zover ons bekend bestonden er reeds voor de tweede wereld oorlog plannen deze toen al verouderde en slecht hanteerbare wet te herzien. Welke de belemmeringen waren, die een herziening in de weg stonden, weten we niet, doch indien ze al bestonden, de 19e september 1959 schenen ze te zijn opgeheven, want op die datum werd de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij koninklijke bood schap een „Ontwerp van Wet tot vaststelling van de tarieven voor verrichtingen, welke geschieden door de dienst van kadaster en hypotheken (Wet kadastraal recht)" aangeboden. Teneinde de lezer volledig in te lichten omtrent de materie waar het hier om gaat en tevens onze beschouwingen niet te overladen met verwijzingen, aanhalingen en voetnoten, leek het me wenselijk deze inleiding onmiddellijk te laten volgen door een volledige weergave van de tekst van het wetsontwerp, van de inhoud van de memorie van toelichting en van het de 4e januari i960 verschenen Voorlopig verslag van de Vaste Commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer. Het ontwerp van Wet 28i bewaarder van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen te Leeuwarden Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de bestaande bepalingen omtrent de kosten van verrichtingen aan de be waringen van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen en aan de bureaus welke tot de landmeetkundige dienst van het kadaster behoren door andere te vervangen, de regeling nopens de aansprakelijkheid van de bewaarders opnieuw vast te stellen alsmede de in dit verband bestaande vrijstellingen van zegelrecht uit te breiden; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goed vinden en verstaan bij deze;

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 19