284 drukkelijk is neergelegd in artikel 126 sexies van de Provinciale wet, dat de opbrengst van de door de provincie te heffen retributies wegens door haar verleende diensten beperkt tot hetgeen vereist wordt tot dekking van de dienaangaande ten laste van de provincie komende kosten. Op grond van het vorenstaande is ook voor de vaststelling van de tarieven van het kadastrale recht het kostendekkingsbeginsel gekozen en wel in een formulering overeenkomstig de duidelijke redactie van artikel 126 sexies van de Provinciale wet. De delegatie van de regeling van de tarieven aan een algemene maatregel van bestuur is neergelegd in het eerste lid en het kostendekkingsbeginsel in het tweede lid van artikel 1 van het ontwerp van wet. In het derde lid van dit artikel wordt ook het regelen van de wijze, waarop de verschuldigde vergoedingen worden voldaan of verrekend, aan de Kroon voorbehouden. Voor een aantal verrichtingen aan de bewaringen van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen zijn in de wet van 1922 vrijstellingen opgenomen. Deze betreffen: a. het bijwerken der kadastrale stukken, bij de gemeentebesturen be rustende (artikel 3, paragraaf VI) b. de verrichtingen aan de bewaringen, welke niet op verzoek van be langhebbenden, doch uitsluitend op grond van enig wets- of administratief voorschrift of krachtens rechterlijk bevel plaatshebben (artikel 5). Voor beelden hiervan leveren artikel 1257 van het Burgerlijk Wetboek; de artikelen 557, 561, 770/ en 8o8g van het Wetboek van Burgerlijke Rechts vordering; artikel 59 der Onteigeningswet; artikel 188 der Faillissements- wet; c. alle verrichtingen ten behoeve van 's Rijks dienst (artikel 9, eerste lid) d. het verlenen van inzage van hypothecaire registers, kadastrale plans en leggers ten behoeve van provinciale besturen (artikel 9, tweede lid). Bovendien opent artikel 10, i°, letter b, der wet de mogelijkheid tot het verlenen van vrijstelling of vermindering van recht bij algemene maat regel van bestuur. De op de voet van deze bepaling verleende vrijstellingen zijn opgenomen in: 1. het Koninklijk besluit van 4 mei 1922, Stb. 238 (gewijzigd bij besluit van 17 maart 1938, Stb. 441), betreffende vrijstellingen ten behoeve van de uitvoering van de Landarbeiderswet 1918 en de Luchtvaartwet en voorts ten behoeve van de uitvoering van de Woningwet door de gemeente besturen 2. het Koninklijk besluit van 26 juni 1935, Stb. 363, betreffende vrij stelling van rechten ten behoeve van het gratis procederen en de afwikke ling van faillissementen; 3. het Koninklijk besluit van 20 juli 1936, Stb. 448, betreffende vrij stelling van rechten ten behoeve van verenigingen of instellingen, welke zich bezighouden met het verstrekken van geldelijke voorschotten aan on- of minvermogenden; 4. het Koninklijk besluit van 19 december 1939, Stb. 446, dat vrijstelling inhoudt voor inzage van hypothecaire en kadastrale bescheiden ten be hoeve van de uitvoering van de Algemene Vorderingswet 1939. Voorts kennen de reeds eerder genoemde Koninklijke besluiten van 26 april 1922, Stb. 226, en van 19 juni 1922, Stb. 409, aan de Minister van Financiën de bevoegdheid toe aan gemeentebesturen, onderscheidenlijk waterschappen, veenschappen en veenpolders kosteloze raadpleging van kadastrale stukken toe te staan voor de bijwerking door eigen personeel van de onder hen berustende kadastrale gegevens, onderscheidenlijk waterschapsleggers. Ten slotte is bij artikel n van de wet van 1922 aan de Minister van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 22