285
Financiën de bevoegdheid gegeven in bijzondere gevallen zoals voor
studiedoeleinden kwijtschelding, vermindering of teruggave van recht
te verlenen.
Naast de hierbovengenoemde, op de wet van 1922 berustende vrij
stellingen zijn nog een aantal vrijstellingen verleend bij andere wetten.
Voorbeelden hiervan zijn artikel 31 van de wet van 10 mei 1886, Stb. 104
(betreffende verdeling van markgronden)artikel 85 van de Armenwet;
artikel 11, tweede lid, van de Natuurschoonwet 1928; artikel 59, tweede
lid, van de Wet op de Watersnoodschade 1953artikel 128, tweede lid, van
de Ruilverkavelingswet 1954; artikel 105, tweede lid, van de Herverkave-
lingswet Walcheren 1947; artikel 103, eerste lid, van de Wet op de
Materiële Oorlogsschaden.
Zoals uit bovenstaand overzicht blijkt, is het aantal vrijstellingen in de
loop der jaren sterk uitgebreid. Hierbij komt, dat vooral in de laatste tijd
van de vrijgestelde diensten in toenemende mate gebruik wordt gemaakt
en wel vaak op een wijze, welke het vermoeden wekt, dat de omstandigheid
dat die diensten kosteloos worden bewezen, daarbij een belangrijke rol
speelt.
Zo heeft de ondergetekende de indruk, dat meermalen uittreksels worden
gevraagd betreffende een groter aantal kadastrale percelen dan strikt
nodig is, of wel, dat men uittreksels vraagt in tweevoud of drievoud, terwijl
met een enkel exemplaar zou kunnen worden volstaan. Bovendien kan vaak
moeilijk worden gecontroleerd of een aangevraagde kosteloze verrichting
uitsluitend bestemd is voor de opgegeven tak van dienst of ten behoeve
van een zeker kenbaar gemaakt doel, ook al kan een bepaald persoon zich
legitimeren als te zijn gerechtigd tot het doen van zulk een aanvrage.
De ondergetekende is van oordeel, dat het bestendigen van een stand
van zaken als deze uit het oogpunt van doelmatig en zuinig beheer niet
langer verantwoord is en dat daarom in de nieuwe regeling dient te worden
uitgegaan van het beginsel, dat ter zake van alle door de dienst van kadaster
en hypotheken ten behoeve van derden verrichte werkzaamheden een op de
grondslag van de algemeen geldende tarieven berekende vergoeding is ver
schuldigd. Die vergoeding is in verhouding tot de in de in- en overge
schreven stukken belichaamde belangen dermate gering, dat het voldoen
daarvan voor de belanghebbenden niet een financieel offer van enige be
tekenis kan uitmaken.
In het ontwerp van wet is dan ook het geleidelijk chaotisch geworden
systeem van vrijstellingen volgens de wet van 1922 verlaten.
Hoezeer ook het in de bedoeling ligt geen vrijstellingen als in het ver
leden verleend te doen herleven, dient er niettemin rekening mede te worden
gehouden, dat er behoefte zal bestaan om bepaalde eenvoudige verrich
tingen van kadastraal recht vrij te stellen. Dit zou zich bij voorbeeld kun
nen voordoen, indien niet alle gegevens, welke aan de inzage van een be
paald stuk kunnen worden ontleend, benodigd zijn voor het beoogde doel,
doch slechts beperkte inlichtingen worden verlangd. Het is met het oog
hierop, dat in artikel 2 van het ontwerp is gehandhaafd de thans bestaande
mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur verrichtingen aan te
wijzen, waarvoor vergoeding niet is verschuldigd. Voorts is in artikel 3
opgenomen de bepaling van artikel 11 der wet van 1922, volgens welke
de Minister van Financiën bevoegd is in bijzondere gevallen vrijstelling,
vermindering of teruggaaf van kadastraal recht te verlenen. Dit artikel
kan onder meer toepassing vinden, indien kosteloze raadpleging van
kadastrale of hypothecaire bescheiden wordt verzocht ten behoeve van
studieopdrachten of van historische onderzoekingen.
Strikte doorvoering van het beginsel, dat alle verrichtingen belast dienen
te zijn, zou ertoe moeten leiden, behalve deinde voormelde wet van 1922
en voormelde algemene maatregelen van bestuur geregelde vrijstellingen
ook de in de hierboven genoemde afzonderlijke wetten vervatte vrijstel
lingen te doen vervallen. De ondergetekende zou echter met het bevorderen
van een dergelijke maatregel, om praktische redenen en op overwegingen