295
van bepaalde kadastrale bewijsstukken, beider functies
nauw met elkaar verweven.
Dit was dan ook direct na de oorlog aanleiding voor de kadastrale
dienst om voor te stellen de in- en overschrijving in het vervolg op
te dragen aan de hoofden van de kadasterkantoren. Deze zouden
dus naast hun functie van plaatselijk „bewaarder van het kadaster"
gecombineerd met die van plaatselijk „hoofd van de landmeetkun
dige dienst", tevens belast worden met de functie van „bewaarder
van de hypotheken". De Regering, die zich voor de oorlog steeds
verzet had tegen deze combinatie van functies, ging nu, mede dank
zij de gewijzigde omstandigheden (het sterk gedunde corps van
rechterlijke en bestuursambtenaren bleek niet bij machte naast
hun eigenlijke taak ook nog de functie van overschrijvingsambtenaar
uit te oefenen) op het voorstel in, zodat vanaf 1947 de hoofden der
kadasterkantoren (landmeters) tevens optraden als overschrijvings
ambtenaar.
Het bestaande overschrijvingstarief, dat niet was gewijzigd sinds
1822, bleek al gauw niet alleen veel te laag, doch ook onhanteerbaar.
In 1948 werd daarom door de kadastrale dienst een voorstel inge
diend, strekkende tot aanpassing van dit tarief aan de vigerende
tijdsomstandigheden. Gelijktijdig stelde men voor ook de kadastrale
tarieven aan te passen (te verhogen). De Regering had hier wel oren
naar en nog in datzelfde jaar zag de kadastrale dienst zich belast
met de opstelling van een geheel nieuw tarief voor de in- en over
schrijving en de herziening van het kadastrale tarief. De ontwerpen
waren spoedig gereed, zodat ze ook datzelfde jaar nog tot wet
verheven konden worden (ordonnanties).
Het opvallende van deze hele geschiedenis is, dat noch bij het
indienen van de voorstellen, noch bij het ontwerpen van de rege
lingen, bij een der betrokkenen de gedachte was opgekomen, de
tarieven te samen te bewerken voor de opname in één wettelijke
regeling. Daartoe had toch alle aanleiding bestaanwant niet
alleen zou de toepassing der tarieven in het vervolg door een en
dezelfde persoon geschieden, doch de getarifieerde werkzaamheden
waren zo nauw aan elkaar verwant (veel meer dan op het ogenblik
in Nederland het geval is), dat een gecombineerde tarifiëring voor
de hand had gelegen. Toch heeft men het niet gedaan. De Indische
kadaster-autoriteiten zagen te goed in, dat het hier twee geheel
■verschillende zaken betreft, twee soorten functies, die elk hun eigen
wettelijke basis hebben en dat combinatie van de tarieven slechts
vertroebeling van de verhoudingen teweeg zou hebben gebracht.
Alvorens tot het volgende onderwerp over te gaan, willen wij,
al was het slechts om aan te tonen, dat wij in onze mening, dat in
het ontwerp te weinig rekening is gehouden met het verschil in
karakter van de getarifieerde werkzaamheden en dat de betekenis van
het kadaster te sterk op de voorgrond is geschoven, niet alleen staan,
de conclusies vermelden, waartoe Mr. Nakken in zijn meer gemelde