299 alle informaties gratis; hoeveel gemeenten zijn er niet die een ver klaring ex art. 29a van de Wet op de Vervreemding van landbouw gronden niet anders afgeven dan tegen een flinke retributie, of die betaling eisen voor de inzage enz. van de ten gemeentehuize neer gelegde kadastrale bescheiden En is niet menig waterschap gaarne bereid een veelvoud van de kadastrale retributie uit te geven, mits het zijn leggers tijdig genoeg krijgt bijgewerkt? De beëdigd-commies Deze functionaris wordt noch in het ontwerp, noch in de memorie van toelichting genoemd. Het valt dan ook op, dat in het voorlopig verslag aan diens positie de nodige aandacht wordt besteed. Onder de gestelde vragen is er een die onze aandacht verdient. Laten we vooropstellen, dat we geen voorstander zijn van het blijven voortbestaan van deze functie. Integendeel, naar onze over tuiging moet aan het voortbestaan van het beëdigd-commiesschap, reeds meer dan een eeuw een bron van ruzie en onderlinge afgunst onder het personeel van de bewaringen, zo spoedig mogelijk een eind komen. Indien er al dergelijke plannen bij de Regering bestaan en dat mogen we wel aannemen, mede gezien de in de Kamer commissie gerezen vragen dan rijst ook bij ons de vraag hoe zij die denkt te verwezenlijken. Met de vragensteller uit de commissie acht ik het waarschijnlijk dat zij daartoe wel gebruik zal moeten maken van de in artikel 1 van het ontwerp-wet aangekondigde algemene maatregel van bestuur. Echter, die algemene maatregel van bestuur is bestemd voor de tariefregeling. Kan ze nu ook worden gebruikt voor het opnemen van regelen, die met het eigenlijke tarief niets uitstaande hebben Is het niet zo, dat de wet slechts datgene kan delegeren aan een lagere wetgever, wat zij met name noemt Onzes inziens had de Regering, indien zij inderdaad de bedoeling heeft de positie van de beëdigd-commies nader te regelen dan wel diens functie geheel te laten verdwijnen, er beter aan gedaan daar voor een artikel in de wet zelve te reserveren. Tenslotte kan nog de vraag gesteld worden of deze wet wel de geëigende plaats is voor een nadere regeling van een organisatorische aangelegenheid, waarvan de basis gelegd werd in een Koninklijk besluit, daterend van 1828. Hiertegen kan men evenwel aanvoeren dat, toen destijds de positie van de bewaarder werd gewijzigd, dit ook geschiedde bij een wet, die eigenlijk slechts bestemd was om de hy pothecaire en kadastrale tarieven te regelen (de wet van 1922). Slotbeschouwing In het vorenstaande hebben we ons bepaald tot slechts enkele aspecten van het vraagstuk der tarifiëring. En hoewel ook de aan gelegenheden, die de Vaste Commissie aanleiding gaven tot het stellen van vragen en het opperen van bezwaren, ter sprake kwamen, bepaalden zij eerst in de tweede plaats de strekking van ons betoog.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 37