Het algehele verloop van de procedure moge aanleiding geven tot enige nadere beschouwingen. De opname van het uitbreidingsplan, genaamd „Lieren", in de ruilverkaveling, is gebaseerd op het overwegend agrarische karakter van bebouwing en gronden, en het belang van de betrokken land bouwers bij een zo goed mogelijke aansluiting van wegen en een daarop afgestemde kavelindeling. Het lijkt juist, dat hierbij tevens de overweging heeft gegolden, dat in een realisatie van de stedebouwkundige bestemming van het uitbreidingsplan pas op langere termijn zou kunnen worden voor zien, en dat voordien ruilverkaveling nog van doorslaggevend belang voor de landbouw moest worden geacht. Noch door de erven Van Beek, noch door het Sint Peters Gast huis zijn bezwaren ingediend ingevolge artikel 27 tegen opname hunner gronden in het blok; zij deden dit evenmin tijdens de stemmingsvergadering (artikel 31). Geen beroep hebben zij nader hand gedaan op artikel 42, teneinde met hun gronden uit het blok gelicht te worden. Ook tegen de lijst van rechthebbenden en tegen de schattingsuitkomsten hebben beide reclamanten niet geoppo neerd. Pas tegen het plan van toedeling brengen zij hun bezwaren in. Ten behoeve van de erven Van Beek is een kavelsplitsing voor gesteld, die door de Rechter-commissaris is overgenomen, en voor de Rechtbank de mogelijkheid inhield, met instemming van alle partijen, het bouwterreingedeelte van het perceel L nr. 2389 wederom aan reclamanten toe te delen. De Rechtbank heeft echter bij vonnis afwijkend van deze opzet beslist. Worden de uitspraken, neergelegd in dit vonnis, eens onder de loep genomen, dan springt aanstonds een innerlijke strijdigheid in het oog. Waar gesproken wordt van het van onwaarde verklaren der kavelingen, betrokken bij de binnen het uitbreidingsplan ge legen gronden, is zulks in tegenspraak met het slot van dezelfde rechtsoverweging, dat zegt: „kunnende het plan van ruilverkaveling en de daaromtrent reeds gegeven beslissingen voor het overige in stand blijven". De Rechtbank geeft niet aan waar zij de grens trekt voor de in dit kader getroffen gronden. De gedachtengang is in de praktijk moeilijk te volgen, aangezien de uitvoering slechts zal kunnen resulteren in een geheel nieuw plan van kavelindeling en -toedeling. De verkaveling binnen het uitbreidingsplan is niet los te zien van die daarbuiten. Feitelijk verzet het vonnis zich tegen de vaststelling van het blok. De Rechtbank meent dat de plaatselijke commissie in strijd met de wet heeft gehandeld. Toetsing van de innerlijke waarde van de beschikking, waarbij ingevolge artikel 33 het blok wordt vastgesteld, kan echter evenmin van het algemeen leidende orgaan, de centrale commissie, worden verlangd. In zijn commentaar op pagina 44 van „De Ruilverkavelingswet 1938" zegt Mr. Schepel: 270

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1960 | | pagina 8