339
VERSCHILLENDE ONDERWERPEN
Bij de onthulling van een gedenkplaat
Wanneer het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius" van geo
detische studenten aan de Technische Hogeschool te Delft bij zijn
vierde lustrumviering een manifestatie in Leiden op het programma
heeft staan, dan doet dit een grote verbondenheid vermoeden van de
naam Snellius met onze oudste universiteitsstad. Deze verbonden
heid is er dan ook. Om haar in te zien gaan wij terug naar het jaar
1581 toen Rudolph Snel van Royen benoemd werd tot buiten
gewoon hoogleraar in de wiskunde aan de universiteit waarvan U,
mijnheer de Rector, thans de representant bent, de universiteit die
in 1575 werd gesticht als dank aan de heldhaftige Leidse burgerij
onder aanvoering van haar burgemeester Van der Werf voor de
verdediging van de stad tegen de Spanjaarden.
Uit de litteratuur heb ik de indruk gekregen dat men, net als nu,
ook toen reeds sukkelde met het probleem van de geschikte leer
krachten. De zinsnede in de aanstelling „totdat men een in de
mathematicis beter ervaren mocht bejegenen" getuigt daar ten
minste van. Het salaris was er, althans met onze ogen gezien, dan
ook naar: tweehonderd gulden per jaar.
Met zijn vrouw, zijn zoon Willebrord en een groot aantal kost
gangers (studenten) woonde hij op het Pieterskerkhof. Later, dit is
vanmiddag voor ons belangrijk, is hij verhuisd naar een huis aan de
oostzijde van de Koepoortgracht, de tegenwoordige Douzastraat,
waar hij tot zijn dood, op 1 maart 1613, heeft gewoond.
Zijn zoon Willebrord, ik noemde hem reeds, is vanmiddag het
middelpunt van onze belangstelling. Hij is geboren in het najaar van
1580. Reeds op 10-jarige leeftijd, op 1 september 1590, werd hij aan
de universiteit ingeschreven, aanvankelijk voor de studie in de
rechten die hij echter spoedig voor de studie in de wiskunde ver
wisselt. Blijkbaar heeft hij in dit vak wel wat betekend, immers
op 7 mei 1600, hij was toen dus nog maar 19 jaar, krijgt hij toe
stemming om aan de universiteit voordrachten te houden over
wiskunde en astronomie.
Wat de sterrenkunde betreft zullen deze voordrachten wel be
perkt zijn gebleven tot de beroemde Almagest van Claudius
Ptolemaeus, waarin de aarde als middelpunt van het heelal wordt
beschouwd. Het is misschien in onze ogen verwonderlijk dat
Snellius, zo luidt de in die tijd gebruikelijke verlatijnsing van zijn
naam, een aanhanger is gebleven van deze geocentrische bouw
van het heelal. De theoriën van Copernicus, die zich de zon in het
middelpunt denkt, hebben hem blijkbaar niet kunnen overtuigen.
Rede, uitgesproken door de heer N. D. Haasbroek, lector aan de Tech
nische Hogeschool te Delft, ter gelegenheid van de onthulling van een
gedenkplaat ter ere van Willebrord Snellius, te Leiden op 2 december
i960.