350
dankwoorden gesproken door de president van de Fédération
Internationale des Géomètres, Dr. Schiffmann uit Wenen. Prof.
Jung sprak enkele woorden namens de Deutsche Geodatische
Kommission en begroette in het bijzonder de nog altijd zeer krasse
erevoorzitter Prof. Harbert.
De openingsceremonie werd muzikaal omlijst door de organiste
van de Domkerk te Bremen, die blijk gaf zowel de klassieke als de
moderne orgelmuziek te beheersen.
Tijdens het congres zijn verschillende voordrachten gehouden.
De eerste, die wel als een feestvoordracht kan worden beschouwd,
werd uitgesproken door Prof. Dr.-Ing. K. Schwidefsky, hoogleraar
aan de Technische Hogeschool te Karlsruhe. De titel van deze
voordracht luidde: „Vermessungswesen und Technik im Spiegel
des IX. Internationalen Kongresses für Photogrammetrie in London
i960". Prof. Schwidefsky is hierbij niet ingegaan op technische
details, maar heeft een vrij uitvoerig filosofisch betoog gehouden
over het wezen van de techniek. Naar aanleiding van het congres
te Londen deelde hij zelfs zeer weinig mee. Dit was evenwel te
verwachten, daar er nog maar enkele dagen waren verstreken om
de in Londen opgedane indrukken te laten bezinken. De voordracht
van Prof. Schwidefsky leent zich door de uitermate puntige
betoogtrant van deze spreker zeer slecht voor het geven van een
samenvatting. De volledige tekst van de te Bremen gehouden
voordrachten verschijnt binnenkort in het Zeitschrift für Ver
messungswesen
Prof. Dr.-Ing. J. Nittinger uit Hannover had zijn voordracht
genoemd: „Zur Lage im amtlichen Vermessungswesen". Hierin
besprak hij organisatorische vraagstukken betreffende de Duitse
landmeetkunde. Hij pleitte voor een coördinatie met betrekking
tot de „Vermessungsgesetze" in de Duitse landen. Hij had daarbij
op het oog die wetten waarmee de meetdiensten op de een of
andere wijze in aanraking komen.
Prof. Nittinger besprak voorts een aantal personele aangelegen
heden en ging uitvoerig in op de vraag hoeveel geodetische studenten
er elk jaar zullen moeten afstuderen. Wat dit punt betreft werd
tijdens de discussie gesteld, dat het zeer wenselijk zou zijn, dat bij
de opleiding zo efficiënt mogelijk van de beschikbare scholen en
leerkrachten wordt gebruik gemaakt, en dat de middelbare krachten
niet alle mogelijke zaken leren, die ze later toch niet behoeven toe
te passen. Daartegenover werd van de zijde van de middelbare
school naar voren gebracht, dat de opleiding er ook rekening mee
moet houden dat de afgestudeerden in het buitenland, vaak op ge
ïsoleerde posten, zelfstandig moeten kunnen werken.
Ondertussen zit men ook in Duitsland met een groot tekort aan
arbeidskrachten in de landmeetkunde. Dit tekort leidt tot mechani
sering en automatisering van de werkzaamheden. Prof. Nittinger
deed nog eens een beroep op de regeringen zich er vooral rekenschap
van te geven dat met behulp van de fotogrammetrie zo veel te