356
Ir. A. Govers merkt op dat de gevolgde wijze van notuleren zeker
geen gewoonte mag worden, waarop de voorzitter antwoordt, dat
het ook niet juist is dat zuiver huishoudelijke kwesties op de
openbare vergadering worden behandeld. In dergelijke gevallen
komt men onvermijdelijk voor moeilijkheden te staan. De notulen
worden ongewijzigd onder dankzegging aan de secretaris vast
gesteld.
3. Jaarverslag.
Het in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde van
1 oktober i960 opgenomen jaarverslag geeft geen aanleiding tot
discussie en wordt ongewijzigd goedgekeurd.
4. Bestuursverkiezing.
De voorzitter deelt mede dat er dit jaar twee vacatures in het
bestuur vervuld moeten worden, daar zowel hijzelf als de secretaris
zich, wegens hun drukke werkzaamheden, niet meer beschikbaar
kunnen stellen. Hij stelt voor over te gaan tot het verkiezen van
een nieuwe voorzitter. Hiervoor is door de afdelingen Amsterdam,
Den Haag, Friesland, Groningen-Drenthe, Breda, Roermond en
Deventer kandidaat gesteld Ir. M. J. te Nuyl. Verdere kandidaten
zijn tot op dit moment niet bij het bestuur binnengekomen.
Ir. Moor vindt het zeer ongewoon dat tegelijkertijd voorzitter en
secretaris heengaan. Hij acht dit zeker niet in het belang van de ver
eniging en feitelijk zou er een bepaling in de reglementen moeten
staan waardoor iets dergelijks verboden werd. Hopende dat hij niet
voor een verloren zaak strijdt, verzoekt hij één van beide heren aan
te blijven als bestuurslid. Er zijn op het ogenblik zeer belangrijke
zaken aan de orde en een bestuurswisseling op ruime schaal is
daarom ongewenst.
Ir. Govers stelt voor dat in ieder geval één der aftredende be
stuursleden nog één jaar in functie blijft. De voorzitter antwoordt
dat zijn besluit niet zo maar genomen is; hij heeft zich er lang over
beraden. Door de werkzaamheden aan de bureaus Zierikzee en
Middelburg moet hij voor de dienst vele en lange reizen maken.
Hetzelfde geldt voor de werkzaamheden voor de Ver. voor K. enL.
Hij verklaart daarom bij zijn genomen besluit te blijven, hoewel
hij natuurlijk altijd beschikbaar blijft voor het geven van adviezen,
waar dat maar nodig is. Bovendien wordt zijn contact met het
bestuur niet geheel verbroken, daar hij door de Centrale van Hogere
Ambtenaren is aangewezen als lid van de Bijzondere Commissie
van Overleg.
Ir. H. van den Berg geeft een korte uiteenzetting van de redenen
waarom hij gemeend heeft zijn bestuurszetel beschikbaar te moeten
stellen. Ook voor hem heeft het ontbreken van voldoende tijd een
zeer belangrijke rol gespeeld. Maar daarnaast meent hij, dat hij,
deel uitmakende van een speciale dienst, te ver van de hangende
problemen staat om hier een volledig en duidelijk oordeel over