LANDMEETKUNDE
L. W. VAN DEN MUYZENBERG en Ir. H. J. VAN STEENIS,
Aard en mogelijkheden van een Leidingenkadaster
Inleiding
Nu de gehele maatschappij in beroering is en Nederland zich in
snel tempo omvormt van een agrarisch land tot een industrieland met
een sterk groeiende bevolking en nog sneller toenemende dichtheid
van waterleidingen, rioleringen, kabels en leidingen voor allerlei
doeleinden, dient de vraag naar inventarisatie, ordening, vast
legging en wettelijke regeling van de ondergrondse eigendoms
toestand kortweg genoemd leidingenkadaster zich opnieuw
met klem aan.
Er werd reeds eerder voor gepleit, en wel door de oud hoofd
landmeter van het kadaster, de heer H. Vermeulen, in het Tijd
schrift voor Kadaster en Landmeetkunde nr. i en 2 van 1934,
eveneens in de jaargang 1937; door de technische hoofdambtenaar
bij de Landmeetkundige dienst van Amsterdam, de heer A. G.
Mazeneer, in het Mededelingenblad van de Vereniging der Land
meetkundigen nr. 6 van 1952 en nr. 1 van 1953; door Ir. R. J.
Rienks op het ne congres der Nederlandse Landmeetkundige
Federatie (29 en 30 mei 1951), en in een commissie-rapport in het
Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde van april 1953.
Bovendien is in een apart nummer „Gemeindebaufragen" van
het Schweizerischc Zeitschrift für Vermessung enz. van 1956 aan
dit onderwerp een hoofdstuk gewijd. Ook Ir. J. E. Harder schreef
zijdelings hierover in het blad ,,De Nederlandse Gemeente" van
1951 (blz. 562 e.v.).
Nu een op 14 oktober 1957 ingestelde Staatscommissie de taak
heeft de regering te adviseren over de maatschappelijke functie die
het kadaster dient te vervullen en de minister bij de installatie o.a.
de vraag heeft gesteld, of het kadaster dienstbaar zou behoren te
worden gemaakt aan andere doeleinden dan waarvoor het thans
reeds wordt gebruikt, moge het van betekenis zijn op grond van
eigen ervaring en inzicht een aantal suggesties te doen ten aanzien
van de wenselijkheid, de aard en de mogelijkheden van een leidingen
kadaster.
Wat men van het kadaster verlangt
Wanneer men de taak van het kadaster van de in gebruik
neming in 1832 af in vogelvlucht overziet, dan moet worden vast
gesteld, dat deze steeds in omvang en betekenis is toegenomen,
terwijl ook de aard van de werkzaamheden zich wijzigt. Er is een
leden van de Coöperatieve Vereniging Ingenieursbureau Van Steenis w.a.
te Utrecht: