Niet if dereen is het met deze zienswijze1) eens. Er zijn in de eerste
plaats dif genen die coördinatie binnen de grenzen van een facet-
belang niet mogelijk achten. Wat in het citaat coördinatie wordt
genoemd, mag volgens hen dan kennelijk op die naam geen aan
spraak maken 2). Ik ken de praktijk van ruilverkaveling en ruimte
lijke ordening niet voldoende, maar het wil mij voorkomen dat zo
de facet-planolrgie te ongunstig wordt afgeschilderd. Men moet
toch ergens beginnen en is het dan zo verwonderlijk en afkeurens
waard g dat men daar begint waar de meeste aandacht op valt
Miskennen de tegenstanders van de facet-planologie niet de realiteit
van elk menselijk streven en handelen
Kan ik togen coördinatie, als in het citaat bedoeld, dus geen prin
cipiële bedenkingen erkennen, de vraag rijst wel of de coördinatie
voldoende is verzekerd. Men zal daarbij moeten onderscheiden
tussen wet en praktijk. Deze kunnen niet onbelangrijk van elkaar
afwijken. Wettelijke coördinatiemogelijkheden kunnen in de praktijk
door tegenwerking dode letters worden, vrijwillige samenwerking
vermag vaak meer dan de wet kan voorschrijven. Ik heb de indruk
dat het optimisme van het citaat ook voor deze tijd nog gerecht-
vaard:gd is. Men moet, als die indruk juist is, dit gmstige klimaat
niet verstoren door latente tegenstellingen op de spits te drijven.
Dit zou men waarschijnlijk doen als de suggestie^ van de Contact
commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming werd gevolgd
en aan de Centrale Cultuurtechnische Commissie een adviserend lid
uit de kring van de particuliere organisaties op het gebied van de
natuurbescherming en recreatie werd toegevoegd3). De afwijzing
II
logische ordening zich primair afspeelt in de agrarische sfeer. De op
merking, dat deze ordening niet te scheiden is van een uitbreidmgs- c.q.
streekplan, wensen de ondergetekenden zo te verstaan, dat tussen deze
verschillende planologische maatregelen een coördinatie nodig is, welke
allereerst gevonden moet worden in een goede samenwerking tussen de
voorbereidende en uitvoerende instanties en vervolgens verwezenlijkt
wordt door de hogere instanties, in casu Centrale Cultuurtechnische
Commissie, Gedeputeerde Staten en de Kroon. Op de noodzaak van samen
werking tussen de uitvoerende instanties is reeds in de memorie van toe
lichting gewezen. Het stemt tot voldoening dit zij nogmaals herhaald
dat van een in alle opzichten bevredigende samenwerking mag worden ge
sproken.
1) Duidelijk en overtuigend door S. Herweijer uitgewerkt in een lezing
voor de Stedebouwkundige Raad van het Nederlands Instituut voor Volks
huisvesting en Stedebouw, gehouden op 6 mei i960. Zie Landbouwkundig
Tijdschrift, sept. i960, p. 677-682. u r i
2) Zie A. Kraayenhagen, De stedebouw in de huidige maatschappelijke
ontwikkeling rede 1959» P* waar o.m. te lezen is. „Coördineren is een
werkzaamheid van geheel eigen karakter. Het is het componeren van delen
tot een geheel, dat meer is dan de som van de delen. In de coördinatie ver
liezen de delen hun autonoom karakter en winnen aan betekenis door het
afgesteld zijn op de overige elementen".
3) Het adres is voor een deel opgenomen m N.J.B. i960, p. 785-78». Men
vergelijke ook het artikel van de secretaris van deze commissie R. Jde W it
Ruilverkaveling en Natuurbescherming" in Natuur en Landschap, *959. nr-
2. In beide beschouwingen worden nog andere wijzigingen voorgesteld.