13 deze dan daarna nader te kunnen adstrueren. M.i. is het vigerende stelsel van rechtsbescherming op verschillende punten aanvecht baar. Ten onrechte is steeds teveel nadruk gevallen op het besluit tot ruilverkaveling (de stemming) en is veronachtzaamd de reële rechtsbescherming die de boer deelachtig kan worden dank zij de rechtspraak. Deze feilen heeft de wet van de aanvang af gehad, zij zijn echter door de zojuist aangeduide ontwikkeling duidelijker aan de dag getreden. Aan stemming en beroep op de rechter gaat een rechtsmiddel vooraf dat eerst besproken moet worden. Moeten de belangheb benden niet in de gelegenheid worden gesteld over de aanvraag tot ruilverkaveling mee te praten G. A. van Poelje heeft kort geleden deze vraag in bevestigende zin beantwoord, zich daarbij beroepend op een duidelijke ontwikkeling. Is men het hiermee eens, dan deugt de Ruilverkavelingswet niet2). Immers een openbare behandeling van de aanvraag tot ruilverkaveling is er niet, er is enkel een samenspel tussen G.S. en C.C.C. (artt. 32-35), waartegen achteraf schriftelijk bezwaren kunnen worden ingediend (art. 35). Maar is dit standpunt juist? Ik betwijfel het sterk. Reële rechtsbescherming kan ik in dergelijke „hearings" niet zien. Daarvoor zijn de aldaar te bespreken mogelijk heden nog te weinig concreet, spreken zij de belanghebbenden nog te weinig aan, is ook het deskundig overwicht van de ambtelijke instanties te groot. In elk geval kan dit meepraten, dat wellicht psychologisch enig nuttig effect kan hebben 3), nimmer de behoefte aan administratieve rechtspraak verminderen 4). In de artikelen 37-44 wordt het besluit tot ruilverkaveling, de stemming, geregeld. Op deze procedure richt zich alle aandacht. Als bij de behandeling van de begroting van Landbouw voor 1961 van alle kanten op wijziging van de Ruilverkavelingswet wordt aangedrongen, is het om hierin verandering te brengen. Ook al eerder hebben velen dit stokpaardje bereden. Men kan zich bij al deze deining moeilijk aan de indruk onttrekken dat de emotio- Hoe langer hoe meer zullen in de administratieve wetten regelingen moeten worden ingebouwd om te verzekeren, dat bij de allereerste oor deelsvorming met de inzichten van de belanghebbenden kan worden rekening gehouden 1) Oordeelsvorming in de administratie, Bestuurswetenschappen, i960, p. I44/5. 2) Van Poelje zegt dan ook: „Hier wordt het gemis van een openbare behandeling in een beslissend stadium wel sterk gevoeld". 3) In zoverre ben ik het eens met Van Poelje als hij schrijft „dat een kleine vertraging aan het begin door het horen van alle belanghebbenden, meer dan gecorrigeerd wordt door het feit, dat de inhoud van de regeling in alle volgende instanties veel minder kwetsbaar zal wezen, dan zonder die ver traging het geval zou zijn". Dit voordeel is echter wel eenzijdig! 4) Anders Van Poelje.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 15