spreekt de emotionaliteit hier bijzonder sterk. Toch meen ik dat
we er goed aan zullen doen de scala van mogelijkheden, geschetst
in het Voorlopig Verslag van de Tweede Kamer behorende bij de
wet van 1938 1), nog eens terdege te overwegen. Ik kies dan de
oplossing dat de beslissing geheel in handen van een overheids
orgaan wordt gelegd.
Met een dergelijke oplossing vermijdt men niet alleen alle boven
geschetste moeilijkheden. Ik ben er van overtuigd dat de beslissingen
ook beter zullen zijn en daarom op de duur tot de populariteit van
de ruilverkaveling zullen bijdragen. Immers willekeur en toeval,
alsmede de vele niet zakelijke motieven bij de belanghebbenden
zullen veel minder een rol kunnen spelen. Beslissing door de be
langhebbenden zelf, hoe aantrekkelijk zij op het eerste gezicht ook
moge lijken, is in het huidige gecompliceerde tijdsgewricht niet be
hoorlijk meer te verwezenlijken. De stemmingsprocedure van de
Ruilverkavelingswet is dan ook in onze wetgeving een bijkans uniek
verschijnsel. Maar wat voor mij de doorslag geeft: ik meen dat de
betekenis van het besluit tot ruilverkaveling sterk wordt overschat.
Wil men de belangen van de enkeling behoorlijk veilig stellen, dan
zoeke men de oplossing niet hier of in een mee laten praten. Dan
dient het individu geholpen te worden op het ogenblik dat hij
precies weet waar hij aan toe is, wanneer hij duidelijk zijn grieven
op tafel kan leggen. De enige reële waarborg ligt in een behoorlijke
rechtspraak.
Men kan de drie ruilverkavelingswetten niet verwijten dat zij on
voldoende aandacht hebben besteed aan de rechtspraak. In de
huidige wet zijn van de 134 artikelen er 41 gewijd aan de behande
ling van bezwaren tegen de lijst van rechthebbenden, de schat
tingen, het plan van toedeling en de lijst van geldelijke regelingen 3).
Uitvoerig wordt de gang van zaken beschreven. Eerst plaatselijke
commissie, dan rechter-commissaris, dan rechtbank; bezwaren
tegen de lijst van rechthebbenden kunnen daarna nog in cassatie
worden ingebracht (art. 72), de andere procedures kunnen enkel met
een cassatie in het belang der wet worden besloten. Naast deze
rechtspraak staat dan nog het beroep op de Kroon tegen beslissingen
van G.S.: weigering tot goedkeuring van de aanvraag tot ruilver-
i6
Dit zou bijv. kunnen geschieden door het nemen van het besluit tot
ruilverkaveling op te dragen aan Provinciale Staten, op overeenkomstige
wijze als dit is geschied in artikel 13 van de Waterstaats wet 1900 ten
aanzien van de oprichting van Waterschappen. De belanghebbenden
zouden dan in de gelegenheid gesteld moeten worden hun bezwaren tegen
een voorstel strekkende tot ruilverkaveling, bij de Staten in te dienen 2).
1) Zitting 1936-1937-210, nr. 5, p. 2 en 3.
2) T.a.p. Dit voorstel is door anderen ondersteund. Zie het adres van de
meergenoemde contact-commissie.
3) Aldus de M.v.A. I, Zitting 1954-1955-2063, p. 1. Kennelijk zijn bedoeld
de artt. 60-78, 85-94 en 102-113.