kaveling (art. 33 lid 3) 1), toewijzing aan openbare lichamen (art. 45) 2), besluit tot vaststelling van het plan van wegen en water lopen en van het landschapsplan (art. 79 lid 5)besluit betreffende de eigendom, het beheer en het onderhoud van de openbare wegen, waterlopen, kaden en kunstwerken (art. 80 lid 5). Tenslotte ver meld ik nog dat belanghebbenden bij de Kroon in beroep kunnen komen tegen de beslissing van de Minister op grond van art. 44. In alle gevallen waarin beroep op de Kroon wordt opengesteld, wordt uitdrukkelijk het horen van de Raad van State, afdeling geschillen van bestuur, vermeld. Is er dus in zoverre geen reden tot klagen, men moet er zich wel over verwonderen dat bij de totstandkoming van de drie wetten zo weinig over deze bepalingen is gediscussieerd. De stemmings procedure eiste alle aandacht op. Toch is er juist genoeg gezegd om daarvan hier het een en ander te vermelden. Het kan ons helpen bij het kiezen van een standpunt. De parlementaire behandeling van de wet van 1924 concentreerde zich, wat het hier besproken onderwerp betreft, op de functie van de rechter-commissaris. Aan het nut van deze functie werd ge twijfeld. De Minister geeft niet toe; zijn betoog lijkt mij voor ons die op een ervaring van 35 jaren kunnen terugzien, wel interessant 3). De ontwerpers en medewerkers van de wet van 1938 hadden kenne lijk andere zorgen. In elk geval laten de Kamerstukken ons op het onderhavige punt in de steek. De voorbereiding van de wet van 1954 biedt een wat gunstiger beeld. Er wordt enige twijfel geopperd aan de deugdelijkheid van het stelsel. Bij enkele kamerleden bestaat de indruk dat in het algemeen de rechtbank in geschillen over het plan 17 Aan den schakel, dien de rechter-commissaris in navolging van de Markenwet bij de ontworpen regeling vormt, wordt door den onder- geteekende groote betekenis toegekend. In schijn wordt daardoor de ruilverkavelingsprocedure bezwaard en verlengd, inderdaad moet de invoeging van dezen schakel als een verkorting worden beschouwd. Door zijn juridische vorming, zoowel als door de omstandigheid, dat hij vrij is van locale invloeden, zal de werkzaamheid van den rechter-com missaris ten gevolge hebben, dat tegenstrevende elementen zich in den regel bij zijn oordeel neerleggen en niet nog de beslissing van de rechtbank zullen inroepen. Het gevolg daarvan zal zijn, dat veel minder rechtsge dingen zullen worden gevoerd, dan anders het geval zou zijn. De beteekenis daarvan moet hoog worden aangeslagen; zoolang minnelijke resultaten kunnen worden bereikt, moet niet de altijd omslachtige en kostbare weg van rechten worden betreden. 1Er is geen beroep tegen de goedkeuring, een daartoe strekkende amende ment-Van Dijken is in 1938 verworpen. Behoudt men het bestaande stelsel van rechtsbescherming, dan zou uitbreiding met een dergelijke beroeps mogelijkheid overweging verdienen. 2) Zie hierover Houwing, Ruilverkavelingswet 1954, nr- 97 en Korte, Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, 1957, P I42~I44- 3) Zitting 1923-1924-69, memorie van antwoord, nr. 2, p. 2 en 3. Zie ook Hand. 1923-1924-II, p. 2403 (Van Rappard) en 2407 (Minister Ruys de Beerenbrouck)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 19