(art. 90)! is bijna komiek als men weet hoeveel jaren de ruil
verkaveling duurt. Deze spoed staat ook het totstandkomen van
compromissen in de weg r)Ook op dit punt is er een opvallend
verschil met de Raad van Beroep. Het aantal zittingsdagen van
de Raad bedroeg 31, waarin 300 zaken werden behandeld; vele
reclamanten moesten namelijk meer dan eens worden gehoord: 122
reclamanten kwamen één keer ter zitting, 80 twee keer, 3 drie keer,
1 vier keer en 1 zelfs vijf keer. De duur van de behandeling per
geval varieerde van 1 maand tot bijna 2\ jaar; gemiddeld volgde de
uitspraak ruim 9 maanden nadat een zaak ter zitting was behandeld.
Deze uitvoerigheid heeft nog een voordeel. De reclamanten kunnen
hun grieven kwijt, zij krijgen de tijd om ook wat niet relevant is te
spuien. De gewone rechterlijke macht is op deze functie niet
ingesteld.
Als men er toe overgaat een Raad van Beroep in het leven te
roepen die voor het gehele land de geschillen betreffende het plan
van toedeling behandelt, zal men er verstandig aan doen ook de
geschillen betreffende de schattingen en de lijst van geldelijke
regelingen2) daar onder te brengen. In de Herverkavelingswet
Walcheren zijn beide rubrieken aan de gewone rechterlijke macht
voorbehouden, maar ik kan daarin geen voordeel zien. Het argument
van de deskundigheid is juist hier bijzonder sterk. Het onderscheid
van de Memorie van Toelichting (vragen van doelmatigheid tegen
over rechtskwesties) spreekt in elk geval de reclamanten niet aan.
Zij benaderden de Raad van Beroep herhaaldelijk met beroepen die
bij de rechtbank thuis hoorden. Echte rechtskwesties zijn de be
zwaren tegen de lijst van rechthebbenden. Die late men aan de
gewone rechter over. Wat aan G.S. met beroep op de Kroon,
de Raad van State gehoord, toevalt, leent zich ook niet voor onder
brenging bij de Raad van Beroep 3).
III. De Nazorg
Tijdens de behandeling van de eerste Ruilverkavelingswet in de
Tweede Kamer merkt het lid Weitkamp op dat de vraag is gesteld
hoe kan worden voorkomen dat bij de volgens de regels dezer wet
verkavelde gronden weer ongewenste toestanden intreden. Het
antwoord geeft hij zelf
20
1) Hier zij opgemerkt dat, al moet die betekenis niet worden overdreven,
de functie van de rechter-commissaris haar nut heeft bewezen; men zie de
bijlage.
2) Over deze slotfase, die langzamerhand voor verschillende verkavelingen
begint aan te breken, zijn nog geen gegevens beschikbaar. Ook over de
schade van art. 29 zou ik de Raad willen laten beslissen.
3) De toewijzing aan openbare lichamen is een stukje ruimtelijke ordening,
,,een beleidsbeslissing, waarvoor de rechter niet de juiste instantie is"
(M.v.A. II, Zitting 1953-1954-2063, ad art. 45).