De Minister is het hier kennelijk mee eens, hij vermeldt de kwestie niet eens. In 1938 komt de kwestie iets meer in de aandacht. Het betoog van het socialistische lid der Tweede Kamer Van der Sluis laat ik hier volgen 2). Op deze „ondeugende vraag" antwoordt Minister Steenberghe dat hij natuurlijk geen waarborg kan geven, maar Bij de totstandkoming van de wet van 1954 komt de belang stelling niet meer van één kant. Zowel in de Tweede als de Eerste Kamer wordt van verschillende zijden gewezen op het bezwaar dat de door ruilverkaveling verkregen rechtstoestand ongedaan kan worden gemaakt 4). Is er dus in zoverre sprake van overeen stemming, men is het er ook over eens dat de noodzakelijke voor zieningen niet in de Ruilverkavelingswet, beperkt dus tot ruilver kavelingen, maar in afzonderlijke wetten, algemeen geldende voor alle onverantwoorde splitsingen, moeten worden opgenomen. Voorts wordt van de zijde van de Regering gewezen op de voorlichting en opvoeding van de boeren door hun standsorganisatie Men weet het, de afzonderlijke voorzieningen met algemene gelding zijn er gekomen. De Wet op de Vervreemding van Land bouwgronden en de Pachtwet keren zich tegen onverantwoorde splitsingen, zowel in als buiten ruilverkavelingsgebieden. Alleen is in zoverre met het bijzonder karakter van de ruilverkaveling 21 maar, Mijnheer de Voorzitter, aangezien wij hier niet bezig zijn ons erfrecht te herzien, kunnen wij die vraag gereedelijk buiten bespreking laten 1). Wanneer de ruilverkaveling in de toekomst zal plaats vinden in sneller tempo dan thans, wanneer dientengevolge een behoorlijke verkavelings toestand zal ingetreden zijn, is er dan eenige waarborg, dat de met succes bestreden versplintering, verwildering, chaos niet opnieuw intreedt. Na de ruilverkaveling is de patient genezen, maar de ontbindingsbacil, het particulier grondbezit, is gebleven. Ik zou gaarne van den Minsiter willen horen of hij eenigen waarborg kan geven, dat de patient na de runver- kaveling niet opnieuw inzakt. Wanneer de Minister kans ziet een derge- lijken waarborg te geven, bij handhaving van het particulier grondbezit, dan is de Minister knapper dan ik tot dusver gemeend heb. dat de ervaring, zoowel hier als in het buitenland, leert, dat, wanneer eenmaal gronden aan ruilverkaveling onderworpen zijn geweest, het daarbij tot stand gekomen rationeele stelsel van wegen en waterloopen ten gevolge heeft, dat de verkaveling in bedrijfstechnisch, economisch en soci aal opzicht goed blijft3). 1) Hand. 1923-1924-11, p. 2400. 2) Hand. 1937-1938-II, p. 1361. 3) Hand. 1937-1938-II, p. 1370. 4) V.V. II, p. 4, M.v.A. II, p. 5, Hand. II, 1953-1954. P- 3953 (Den Hae" tog), 3968/9 (Vondeling), 3979 (Minister Mansholt), 3987 (Den Hartog), V.V. I, M.v.A. I, Hand. I, 1954-1955. P- 3°47 (Roebroek). Bij de behande ling van de Herverkavelingswet Walcheren in 1947 was er een vraag van de heer Engelbertink (Hand. II, 1947-1948-II, p. 151).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 23