ting overgebracht. Op de plaatsen waar nu het licht kan toetreden
verliest het opgeladen materiaal zijn lading. De onbelichte ge
deelten, dus bijv. onder de getekende lijnen, behouden hun positieve
lading. Brengt men nu een negatief geladen donker poeder op het
gehele belichte vel van het oorspronkelijke materiaal, dan zal de
positieve lading de negatieve aantrekken en het beeld wordt zicht
baar. De laatste behandeling is dan het fixeren van het verkregen
beeld bijvoorbeeld door insmelten. Deze werkwijze kent natuurlijk
vele varianten door toepassing van verschillende organische of
anorganische stoffen.
De ontwikkeling in de reproduktietechniek in deze richting is nog
maar nauwelijks begonnen en de deskundigen waarschuwen dan ook
nadrukkelijk tegen een overhaaste toepassing, maar men heeft er
wel grote verwachtingen van. Momenteel is de scherpte van de
lijnen die men ziet na het fixeren, nog niet bijzonder goed, doordat
er veel last van randeffecten wordt ondervonden langs de belichte
en onbelichte gedeelten. Door toepassing van de zgn. tegenelektrode
heeft men echter hiertegen hoogstwaarschijnlijk reeds een afweer
middel gevonden. De tegenelektrode vervult, door het opnieuw
gelijkmatig zwak opladen van het belichte materiaal, dezelfde
functie als de af zwakker in de zilverzout-fotografie.
De omkering van het beeld, dus van negatief naar positief en om
gekeerd, kan men met deze methode heel gemakkelijk bereiken, nl.
door een positief geladen poeder op het belichte materiaal te
strooien i.p.v. een negatief geladen poeder. Waar eerst aantrekking
plaats zou vinden, ziet men nu afstoting optreden en het tegen
gestelde is dus bereikt.
Ook het overdragen van een langs elektrofotografische weg ver
kregen beeld op bijv. papier is mogelijk. Men kan langs de boven
omschreven weg een drukplaat maken en deze dus bijv. m.b.v. de
offsetpers laten drukken op papier; ook overdracht op ander
elektrostatisch gevoelig gemaakt materiaal is mogelijk.
De belichting kan plaats vinden door contactdruk en ook door
projectie. Vergroting en verkleining zijn dus eveneens goed toe
te passen.
Door de firma Kalle te Wiesbaden wordt de Aerosol-methode ge
propageerd. Daarbij blaast men het „ontwikkelings"-poeder over
het belichte materiaal om een goede verdeling te krijgen. Als
„ontwikkelings"-poeder gebruikt men soms ijzervijlsel, dat zeer
eenvoudig kan worden opgebracht en kan worden gefixeerd o.m.
door opdampen van smeltstoffen.
In de U.S.A. gebruikt men veelal de copyflew-methode, waarbij
op een papierrol papier voorzien van zinkoxyde zit gewikkeld,
dat na oplading langs een trommel loopt, waarop zich reeds het
belichte en bepoederde beeld bevindt. Bij contact tussen trommel
en papier zet het poeder zich op het papier af en na het fixeren laat
men het papier langs een snijmachine lopen om de verkregen beelden
op het gewenste papierformaat te verkrijgen. De snelheid van de
31