VERSCHILLENDE ONDERWERPEN
Litteratuuroverzicht
Ir. F. Harkink, Inleiding tot het praktisch rekenen, 3e druk,
VII 271 blz., 15 X 22 cm. P. Noordhoff N.V. Groningen, i960.
Prijs gebonden 9.75.
De tweede druk van dit boek, die in 1949 verscheen, werd door
lector N. D. Haasbroek in dit tijdschrift besproken op blz. 46 van
jaargang 1950. De schrijver heeft voor de derde druk de bladzijden
1 tot 165 fotografisch laten reproduceren om de prijs van het boek
zo laag mogelijk te houden. Op enkele kleine verbeteringen en aan
vullingen na is op deze bladzijden ten opzichte van de tweede druk
niets veranderd.
De hierna volgende paragrafen 25 tot 29, die handelen over de
tel- en rekenmachines en het rekenen met een machine, zijn op
nieuw geschreven en gezet. Dit in verband met de ontwikkelingen
die de machines hebben ondergaan. Het is voornamelijk door de
uitbreiding met een geheel nieuw hoofdstuk (VII) over rekenauto
maten dat deze derde druk zich van de tweede onderscheidt. Dit
zevende hoofdstuk is geschreven door Ir. H. L. van Gent. In een
viertal paragrafen behandelt deze schrijver: talstelsels, de toe
passing van de rekenkunde bij het gebruik van automatische reken
machines, iets over de elementen waaruit de rekenautomaten zijn
opgebouwd, enkele thans in gebruik zijne automaten.
In de paragraaf over talstelsels behandelt Ir. Van Gent, na een
korte inleiding, de rekenkundige bewerkingen in verschillende
talstelsels: Aan de omzetting van een getal van het ene naar het
andere talstelsel (conversie) wordt voor het tweetallig, achttallig,
tientallig en zestientallig stelsel nog extra aandacht gewijd. De
reden is duidelijk. Het tweetallig stelsel wordt meestal gebruikt bij
het rekenen met rekenautomaten. De controle vindt daarbij plaats
in het achttallig of zestientallig stelsel. Steeds zijn in deze paragraaf
voorbeeldjes ter extra verduidelijking toegevoegd en zijn daarna
nog enige vraagstukjes opgenomen.
In de volgende paragraaf worden iteratiemethoden, ketting
breuken en machtreeksen, die bij het rekenen met automatische
rekenmachines een belangrijke rol spelen, kort besproken. Schrijver
laat daarbij zien hoe een tweetal rekenkundige basisbewerkingen,
die bijzonder geschikt zijn voor de rekenautomaten, zeer vaak
kunnen worden gebruikt.
In de derde paragraaf van dit hoofdstuk wordt het verschil
tussen de analoog en de digitaal werkende machines behandeld.
Na een schematische voorstelling van de delen waaruit een reken
automaat bestaat, wordt een beschrijving van ieder van die onder
delen gegeven. Het invoerorgaan (het instelbord bij de tafelreken-