54 machine) wordt behandeld, waarbij de ponskaart, ponsstrook en magnetische band ter sprake komen. Het rekenformulier, dat alle gegevens voor de berekening bevat en waarin tussenresultaten worden geschreven, is hier het geheugen. Dit bestaat uit magne tische trommels, magnetische kernen of magnetische schijven. Deze worden ieder kort besproken. Het rekenorgaan (telwerk) en het besturingsorgaan (de rekenaar achter de tafelmachine) komen daarna aan de beurt. Bij het besturingsorgaan zien wij eindelijk de mens terug in de functie van programmeur, die alle voor de op lossing van een vraagstuk noodzakelijke opdrachten, die het be sturingsorgaan moet geven, opstelt. Een eenvoudig voorbeeld van een programma is bijgevoegd. Bij het besturingsorgaan komen het relais, de elektronenbuis, de transistor en de kristaldiode ter sprake. Dit zijn allemaal elementen die een ,,i" of ,,o", de karakters in het tweetallig stelsel, kunnen uitdrukken. Tenslotte vindt men nog iets geschreven over het uitvoerorgaan (resultaatregister). Veel van wat in deze en de voorgaande paragraaf staat vindt men terug in het artikel van Ir. Van Gent „De rekenautomaat en de land meetkundige praktijk" in dit tijdschrift op blz. 308 van jaargang 1958. In de laatste paragraaf vindt men een dertiental rekenautomaten kort besproken. Een litteratuurlijst besluit dit interessante hoofdstuk. De vorige recensenten hebben dit boek steeds uitstekend ge noemd. Na de uitbreiding met het hoofdstuk over rekenautomaten moet deze kwalificatie minstens blijven bestaan. Ir. W. A. Claessen Nederlandse Landmeetkundige Federatie Beknopt verslag van de geodetische studiedag gehouden op 28 oktober 1960 te Utrecht Om 10.15 uur opende de voorzitter Prof. ir. G. F. Witt de ver gadering en verwelkomde de deelnemers. Hij begroette in het bij zonder de sprekers Dr. S. O. van Poelje, Ir. J. Rutgers, Ir. A. Scheffer en de voorzitter van het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius". Na een korte weergave van de voorgeschiedenis van deze studie dag gaf de voorzitter daarna het woord aan Dr. S. O. van Poelje, directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, voor zijn voordracht over „Ruimtelijke ordening". In de discussie wezen zowel Mr. ir. J. M. C. Witvliet als Ir. A. Scheffer op het grote belang van de verplichte persoonlijke kennisgeving. De inleider was een groot voorstander van een goede voorbereiding door de gemeentebesturen, maar de verplichte per soonlijke kennisgeving zou zijn inziens echter uitermate vertragend werken door bijv. extra querulantisme.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 56