74 voorlopige regelingen in zake het nationale plan en streekplannen, is geheel gewijd aan de ruimtelijke ordening, en wel aan wat soms genoemd wordt de „hogere" of bovengemeentelijke ruimtelijke ordening. De wet is niet in alle opzichten tot leven gekomen. Met name zijn de bepalingen in zake de vaststelling van een nationaal plan nooit toegepast. Het ontbreken van een bindend en rechts kracht bezittend allesomvattend nationaal plan is overigens in de meeste kringen niet als een gemis gevoeldeerder als een opluchting. Veel belangrijker schijnt het, dat deze wet ervoor gezorgd heeft, dat de in 1942 tot stand gekomen Rijksdienst voor het Nationale Plan op wettelijke basis zijn werkzaamheden kon blijven voortzetten. De problemen, verbonden aan het zelfs maar formuleren zonder nog te spreken over uitvoeren van richtlijnen voor nationale ruimtelijke ordening zijn vooral vroeger dikwijls schromelijk onder schat. In een kort voor de tweede wereldoorlog verschenen publi- katie is gesteld, dat „het uiteindelijk ontwerp van het Nationaal Plan, als eindprodukt van de ordenende geest, in één brein, het brein van de leider van de (nationale) planologische dienst tot stand dient te komen". Van een veel juister inzicht getuigen de woorden, die Ir. Scheffer reeds schreef in 1938: Het centrale orgaan (de Rijksdienst) zal zijn werk slechts behoorlijk kunnen verrichten, als het zich niet als een „übergeordnete Reichsstelle" aan de thans werkzame instanties opdringt, doch zich door het verstrekken van inlichtingen en gegevens van algemene aard, waar uit het grote verband blijkt, het verlenen van medewerking en hulp op den duur onmisbaar weet te maken". Ongeveer in deze richting hebben de werkzaamheden van de Rijksdienst zich ontwikkeld en met deze werkwijze heeft deze dienst zich kennelijk steeds meer gezag verworven. Een speciaal hoofdstuk is in de wet, die ik nu met U bespreek, gewijd aan de streekplannen. Gelijk bekend is er vóór 1940 aan formeel streekplanwerk heel weinig gedaanin die periode kwam slechts één streekplan, en dat nog een plan van zeer beperkte strekking, tot stand. Aan informeel streekplanwerk, voornamelijk in de vorm van studies en rapporten, is vóór 1940, vooral op in stigatie en onder leiding van de provinciale besturen wel het een en ander verricht. Tijdens de tweede wereldoorlog en de daarop volgende herstelperiode was de belangstelling natuurlijk allerminst op streekplannen gericht. Na 1950 is dat anders geworden. In een groot aantal provincies heeft men het streekplanwerk, niet alleen in materiële, maar ook in formele zin ter hand genomen. Thans zijn er 11 streekplannen vastgesteld en goedgekeurd; het laatste betrof IJmond-Noord. Een groot aantal andere plannen is in een min of meer gevorderd stadium van voorbereiding. Gedurende de laatste jaren heeft zich met betrekking tot het streekplan een controverse voorgedaan, waarbij vooral de formele kanten in het geding zijn. Niemand trekt natuurlijk het nut en de noodzaak van streekplannen in twijfel, maar men is het niet eens over de procedure

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1961 | | pagina 12